ECLI:NL:GHAMS:2017:330

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
23-003569-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake geweldsdelicten en diefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 september 2016. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, was aangeklaagd voor meerdere geweldsdelicten en diefstal met geweld. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan en schoppen van het slachtoffer, het vastbinden met een touw, en het dreigen met verdrinking. De feiten vonden plaats in de periode van 18 tot 19 maart 2016 in Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen het slachtoffer heeft beroofd van zijn vrijheid en goederen, waaronder een goudkleurig horloge en een mobiele telefoon, en dat dit gepaard ging met geweld. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. In hoger beroep heeft het hof de bewezenverklaring van de feiten bevestigd, maar de strafmaat in overeenstemming gebracht met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte. Het hof heeft de LOVS-oriëntatiepunten voor woningovervallen niet van toepassing verklaard, aangezien de feiten zich niet in een woning hebben afgespeeld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is er een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

parketnummer: 23-003569-16
datum uitspraak: 8 februari 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-654039-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 18 maart 2016 tot en met 19 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een goudkleurig horloge (merk Esprit) en/of een mobiele telefoon (merk iPhone) en/of een paspoort en/of een bankpas en/of een jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een pincode (behorend bij een weggenomen bankpas op naam van die [slachtoffer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder andere) hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) (opzettelijk dreigend)
- die [slachtoffer] in het gezicht en/of tegen het hoofd en/ of lichaam heeft/hebben geslagen en/of geschopt en/of
- die [slachtoffer] met een touw om diens voeten en/of handen en/of nek heeft/hebben vastgebonden en/of
- aan het touw heeft/hebben getrokken dat om de nek van die [slachtoffer] was gebonden en/of
- tegen die (vastgebonden) [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze hem in het water zouden gooien, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus, heeft opgelopen;
2:
hij in of omstreeks de periode van 18 maart 2016 tot en met 19 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk
- die [slachtoffer] in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of lichaam heeft/hebben geslagen en/of geschopt en/of
- die [slachtoffer] met een touw om diens voeten en/of handen en/of nek heeft/hebben vastgebonden en/of
- die [slachtoffer] (gedurende enige uren) heeft/hebben vastgehouden op een boot in Amsterdam,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus, heeft opgelopen;
3:
hij op of omstreeks 19 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een geldautomaat weg te nemen een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij het weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van (een) valse sleutel(s), te weten een bankpas (op naam van die [slachtoffer]) (met bijbehorende pincode), in elk geval (een) sleutel(s) tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), niet gerechtigd was/waren, zich meermalen, althans eenmaal, met zijn mededader(s) naar een geldautomaat aan de Nieuwendijk heeft begeven en/of (telkens) voornoemde bankpas in het pinapparaat heeft gestopt en/of vervolgens (telkens) de pincode van de bankpas heeft ingetoetst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsverweren

De door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweren vinden hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen en behoeven derhalve geen nadere bespreking.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode van 18 maart 2016 tot en met 19 maart 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een goudkleurig horloge (merk Esprit) en een mobiele telefoon (merk iPhone) en een paspoort en een bankpas en een jas, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
met het oogmerk zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een pincode behorend bij een weggenomen bankpas op naam van die [slachtoffer], toebehorende aan voornoemde [slachtoffer],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders (opzettelijk dreigend)
- die [slachtoffer] in het gezicht en tegen het hoofd en lichaam hebben geslagen en/of geschopt en
- die [slachtoffer] met een touw om diens voeten en handen en nek hebben vastgebonden en
- aan het touw hebben getrokken dat om de nek van die [slachtoffer] was gebonden en
- tegen die vastgebonden [slachtoffer] hebben gezegd dat ze hem in het water zouden gooien;
2:
hij in de periode van 18 maart 2016 tot en met 19 maart 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, hierin bestaande dat verdachte en zijn mededaders opzettelijk wederrechtelijk
- die [slachtoffer] met een touw om diens voeten en handen en nek hebben vastgebonden en
- die [slachtoffer] gedurende enige uren hebben vastgehouden op een boot;
3:
hij op 19 maart 2016 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat weg te nemen een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer], en daarbij het weg te nemen geld onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas op naam van die [slachtoffer] met (bijbehorende) pincode, zich meermalen, met een mededader naar een geldautomaat aan de Nieuwendijk heeft begeven en telkens voornoemde bankpas in het pinapparaat heeft gestopt en telkens een pincode heeft ingetoetst.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als is opgelegd in eerste aanleg.
De raadsman heeft het hof verzocht een veel lagere straf op te leggen dan de rechtbank heeft gedaan op grond van het volgende. Mogelijk zijn de verdachte en de ‘de dikke Pool’, die bij de bewezen verklaarde feiten een leidende rol zou hebben gehad, door elkaar gehaald. De omschrijving ‘dik’ past immers niet bij de verdachte, hij is juist een iele man. Het is dus maar de vraag of de verdachte een dergelijke grote rol heeft gehad, hetgeen voor de strafmaat consequenties zou moeten hebben. Daarnaast heeft de rechtbank bij de strafmaat aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten voor woningovervallen terwijl de onderhavige situatie daarmee niet te vergelijken valt. In deze zaak is immers geen sprake van enige schending van de huisvrede van het slachtoffer.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heel ernstige feiten. Tezamen met zijn mededaders en met gebruik van grof geweld heeft de verdachte het slachtoffer op een boot bestolen, afgeperst en van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Het slachtoffer werd tot bloedens toe geslagen en geschopt en urenlang op een boot vastgehouden. Hij is met een touw vastgebonden en er is gedreigd dat hij in het water zou worden gegooid. Ook hebben de verdachte en zijn mededaders aan het touw getrokken dat om de nek van het slachtoffer was gebonden. Het slachtoffer bevond zich in een hulpeloze positie en heeft doodsangsten uitgestaan; uit de slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer ervan overtuigd was dat hij het niet zou overleven. De omstandigheid dat het slachtoffer, gehavend als hij was, zijn vrijheid heeft teruggekregen, is geenszins aan de verdachte en zijn mededaders te danken maar aan een derde, die het slachtoffer uit zijn benarde positie heeft bevrijd. Daarnaast heeft de verdachte zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan pogingen tot diefstal door middel van valse sleutels, door met de bankpas van het slachtoffer en een pincode meermalen te proberen geld van zijn rekening af te halen.
Aan de aangever is door de politie een foto van de verdachte getoond aan de hand waarvan hij hem heeft herkend als degene die hem meteen heeft beroofd toen hij aan boord kwam. De aangever heeft de verdachte als de leider aangeduid en heeft verklaard dat de verdachte hem hard en vaak in zijn gezicht heeft geslagen, zijn GSM en pinpas heeft afgepakt en spullen van hem in het water heeft gegooid. Het hof zal bij de strafmaat, ten nadele van de verdachte, rekening houdende met de leidende rol die de verdachte heeft gehad.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 januari 2017 is hij eerder veelvuldig ter zake van vermogensdelicten – waaronder twee diefstallen met geweld – en éénmaal ter zake van mishandeling onherroepelijk veroordeeld. Het hof zal dit bij de strafmaat ten nadele van de verdachte meewegen.
Het hof zal, zoals door de raadsvrouw bepleit, bij de strafmaat geen aansluiting zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten voor een woningoverval. Het hof overweegt hiertoe dat in dit geval geen sprake is geweest van een overval in de woning van het slachtoffer of een daarmee vergelijkbare plaats. Voor overvallen en berovingen elders dan in een woning waarbij ander geweld dan licht geweld/bedreiging is gebruikt, is het LOVS-oriëntatiepunt een gevangenisstraf tussen drie en vier jaren. Dit in aanmerking genomen en gelet op het geheel aan bewezen verklaarde feiten, de leidende rol die de verdachte daarbij heeft gehad en voormelde eerdere onherroepelijke veroordelingen, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.054,11 bestaande uit 304,11 aan materiële schade en € 1.750 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de executiekosten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering – met uitzondering van € 28 daggeldvergoeding ziekenhuisopname – vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van hoofdelijke aansprakelijkheid, zal toewijzen, en daarnaast de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen. Wat betreft voornoemde € 28 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de benadeelde partij in zoverre in de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De raadsman heeft het hof verzocht de vordering ten aanzien van de materiële schade af te wijzen nu deze onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman zich aan het oordeel van het hof gerefereerd.
Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij twee nachten in het ziekenhuis heeft doorgebracht, nu uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] blijkt dat de benadeelde op 19 maart 2016 de verbalisant heeft meegedeeld uit het ziekenhuis ontslagen te worden en naar de nachtopvang in Almere te gaan. Het hof zal derhalve de benadeelde partij in de vordering, voor zover deze ziet op de daggeldvergoeding voor een tweede nacht in het ziekenhuis – € 28 – niet-ontvankelijk verklaren. Voor het overige is het hof van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte en zijn mededaders rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden. Daarbij gaat het om materiële schade tot het gevorderde bedrag, met inachtneming van het vorenstaande. Voorts schat het hof de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar billijkheid op na te melden bedrag. De verdachte is met zijn mededaders hoofdelijk tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag, zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht – met inachtneming van de hoofdelijke aansprakelijkheid – opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 282, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag
van € 2.026,11 (tweeduizend zesentwintig euro en elf cent)bestaande uit € 276,11 (tweehonderdzesenzeventig euro en elf cent) materiële schade en
€ 1.750 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander(en) daarvan in zoverre zal/zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.026,11 (tweeduizend zesentwintig euro en elf cent)bestaande uit € 276,11 (tweehonderdzesenzeventig euro en elf cent) materiële schade en € 1.750 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover zijn mededader(s) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. A.M. van Woensel en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 februari 2017.