3.3Tegen deze beslissing komt [X] met acht grieven op. [X] verzoekt het hof in haar beroepsschrift de arbeidsovereenkomst tussen partijen alsnog te beëindigen
primairop de grond dat [geïntimeerde] verwijtbaar heeft gehandeld (e grond) met bepaling dat [geïntimeerde] geen recht heeft op een transitievergoeding ten laste van [X] en
subsidiairop de grond dat de arbeidsrelatie tussen partijen is verstoord (g grond).
[X] stelt dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen
- dat [geïntimeerde] altijd naar behoren heeft gefunctioneerd (grief 1),
- dat [geïntimeerde] niet geheel handelde overeenkomstig het bedrijfsprotocol, terwijl [geïntimeerde] ook na invoering van het bedrijfsprotocol daarmee willens en wetens voortdurend in strijd heeft gehandeld en bewust de privéklussen niet tijdig heeft afgerekend (grieven 2 en 3),
- dat andere sancties denkbaar waren geweest dan beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zoals een verbod om verder nog privéklussen te doen, mede gezien de leeftijd van [geïntimeerde] en het feit dat hij nog maar 6 jaar van zijn pensioen af was (grieven 4 en 7),
- dat niet aannemelijk is geworden dat [geïntimeerde] heeft geprobeerd materialen te verduisteren door die - in strijd met het protocol - niet onmiddellijk af te rekenen nadat hij deze had gebruikt (grief 5),
- dat het lenen door [geïntimeerde] van een auto op 18 juli 2016 voor [X] controleerbaar heeft plaatsgevonden (grief 6),
- dat de door [X] naar voren gebrachte omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder e BW opleveren omdat het verwijtbaar handelen van [geïntimeerde] niet van zodanig gewicht is geweest dat van [X] in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (grief 8). De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.