ECLI:NL:GHAMS:2017:3428

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2017
Publicatiedatum
25 augustus 2017
Zaaknummer
23-000893-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het dealen van harddrugs en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen met aanpassing van de strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1987, was eerder veroordeeld voor het dealen van cocaïne en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar vernietigde de strafoplegging en voegde een bewijsmiddel toe. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een taakstraf van 240 uren. De raadsvrouw pleitte voor een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Het hof overwoog dat de verdachte gedurende meer dan een jaar cocaïne had gedeald, wat een ernstig risico voor de gezondheid van gebruikers met zich meebracht. Daarnaast had hij een stroomstootwapen in zijn bezit, wat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van anderen vormt. De verdachte had een geschiedenis van PTSS en hechtingsproblematiek, en zijn behandeling bij PsyQ leek positieve resultaten te boeken. Het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk was, gezien de positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte. Daarom werd besloten tot het opleggen van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden.

Het hof besloot ook tot de verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag van € 170,- en het onttrekken van het stroomstootwapen aan het verkeer. De op te leggen straffen waren gebaseerd op verschillende artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht. Het hof gaf de reclassering de opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte te begeleiden in zijn verdere behandeling en re-integratie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000893-16
datum uitspraak: 11 augustus 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 19 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-800037-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 november 2016, 11 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof aan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen een bewijsmiddel zal toevoegen.

Bewijs

Het hof voegt aan de bewijsmiddelen toe:
Een proces-verbaal van verhoor, met nummer PL1100-2015011740-31, opgemaakt op 19 januari 2015 door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 60 - 69), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:
V. Hoelang verkoop je al drugs?
A. Sinds mijn oma overleden is, dit is sinds juli 2014. Daarvoor verkocht ik af en toe wat drugs.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren bij niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte, vanwege de persoonlijke omstandigheden van laatstgenoemde, niet te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar tot een taakstraf voor de duur van 240 uren en geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gedurende één jaar en ruim vier maanden cocaïne gedeald. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke harddrug een gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers daarvan. Daarnaast heeft de verdachte een stroomstootwapen voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 juli 2017 is hij eerder voor strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof overweegt dat het verkopen van cocaïne voor de duur van de bewezenverklaarde periode in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte een geschiedenis van PTSS en hechtingsproblematiek kent. Het daaraan ten grondslag liggend trauma betreft fysieke en seksuele mishandeling die heeft plaatsgevonden in de vroege jeugd van de verdachte. In mei 2014 is de verdachte gestart met behandeling bij PsyQ Purmerend alwaar voornoemde diagnose bij hem is gesteld. In de zomer van 2016 is de verdachte tweemaal opgenomen geweest bij Psytrec te Bilthoven en in het najaar van 2016 is hij - na onderbreking - opnieuw gestart met medicatie en frequente gesprekken bij een klinisch psychologe, psychotherapeute met als gevolg dat laatstgenoemde nu significante verbeteringen bij hem signaleert. Momenteel wordt zijn behandeling voortgezet, woont de verdachte bij zijn pleegouders, en werkt hij als poedercoater bij [bedrijf].
Het hof acht aannemelijk geworden dat vrijheidsbeneming een negatieve invloed zal hebben op de stoornis én op de behandeling daarvan. Ook is van belang dat het leven van de verdachte een positieve wending lijkt te hebben gekregen. Het hof acht het niet wenselijk dat deze ontwikkeling thans wordt doorkruist door een strafoplegging die vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarom zal het hof - anders dan de rechtbank - in dit bijzondere geval overgaan tot het opleggen van een taakstraf. Verder zal het hof een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en daarbij – zoals ook de rechtbank - bijzondere voorwaarden stellen, opdat de verdachte hulp blijft krijgen bij het verder op orde krijgen van zijn leven.
Het hof acht, alles afwegende, straffen van na te melden duur passend en geboden.
Beslissingen omtrent het beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat - conform de rechtbank - het in beslag genomen stroomstootwapen wordt onttrokken aan het verkeer en dat het in beslag genomen geld verbeurd wordt verklaard.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof zal de onttrekking aan het verkeer bevelen van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven stroomstootwapen, aangezien het ongecontroleerde bezit hiervan in strijd is met de wet.
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 170,- behoort aan de verdachte toe. Het hof zal de verbeurdverklaring gelasten, nu dit geldbedrag uit de baten van het onder 1 bewezenverklaarde is verkregen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich:
- wanneer hij een verzoek daartoe ontvangt, meldt bij de reclassering Nederland, gelegen aan de [adres 2] . Hierna moet hij zich melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen te geven door of namens de reclassering Nederland, ook als dat inhoudt:
- dat hij een Cognitieve Vaardigheidstraining zal volgen;
  • dat hij zijn therapie bij PSYQ zal afronden;
  • dat hij zal meewerken aan het vinden van een dagbesteding; en
  • dat hij zal meewerken aan doorverwijzing naar de verslavingszorg.
De reclassering wordt daarbij opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Geld € 170,- (377123).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1.00 STK Wapen KL: grijs, KELON stroomstootwapen (377055).
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. N.A. Schimmel en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
D.J. Herbrink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 augustus 2017.