ECLI:NL:GHAMS:2017:3638

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2017
Publicatiedatum
10 september 2017
Zaaknummer
23-000487-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan het opzettelijk indienen van een onjuiste belastingaangifte met als gevolg te weinig belastingheffing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor medeplichtigheid aan het opzettelijk indienen van een onjuiste aangifte omzetbelasting, wat resulteerde in te weinig belastingheffing. De tenlastelegging betrof een aangifte voor de omzetbelasting over het aangiftetijdvak van 18 juni 2014 tot en met 30 juni 2014, waarbij de verdachte samen met anderen opzettelijk een onjuiste aangifte heeft gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 juli 2014 te Amsterdam, in vereniging met anderen, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist heeft gedaan, wat heeft geleid tot een onterecht teruggevraagd bedrag aan omzetbelasting.

De zaak is behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 25 april 2017 en 1 augustus 2017. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte is vrijgesproken van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en heeft daarbij de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het faciliteren van een onjuiste aangifte door een rechtspersoon, wat niet alleen fiscaal nadeel heeft veroorzaakt, maar ook de belastingmoraal ondermijnt.

De op te leggen straf is gegrond op de relevante artikelen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor het bewezen verklaarde feit en de eerdere vrijspraak door de politierechter herzien.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000487-16
datum uitspraak: 15 augustus 2017
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 januari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-993062-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1952,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 april 2017 en 1 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
[bedrijf] op of omstreeks 14 juli 2014 te Amsterdam en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een aangifte voor de omzetbelasting over het aangiftetijdvak
18 juni 2014 tot en met 30 juni 2014
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft/hebben [bedrijf] en/of haar mededader(s) opzettelijk op het/de bij de Inspecteur der Belastingen of de Belastingdienst ingeleverde aangiftebiljet over genoemd tijdvak een te hoog, in elk geval onjuist, bedrag aan voorbelasting opgegeven, zulks terwijl daarvan telkens het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven en/of terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot welk feit hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair:
[bedrijf] op of omstreeks 14 juli 2014 te Amsterdam en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een aangifte voor de omzetbelasting over het aangiftetijdvak
18 juni 2014 tot en met 30 juni 2014
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft / hebben [bedrijf] en/of haar mededader(s) opzettelijk op het/de bij de Inspecteur der Belastingen of de Belastingdienst ingeleverde aangiftebiljet over genoemd tijdvak een te hoog, in elk geval onjuist, bedrag aan voorbelasting opgegeven,
zulks terwijl daarvan telkens het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven en/of terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 18 juni 2014, althans in of omstreeks de periode van 12 juni 2014 tot en met 30 juni 2014 2014 te Amsterdam en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door (op verzoek van een persoon genaamd [naam], althans een ander) een [bedrijf] althans een rechtspersoon, op naam te zetten en/of op te richten en/of zich in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel te (laten) inschrijven/in te schrijven als (enig) aandeelhouder en/of als bestuurder van genoemde B.V. (met welke B.V., althans rechtspersoon door die [naam] en/of een ander (een onjuiste of onvolledige) aangifte voor de omzetbelasting kon worden gedaan, en/of (die rechtspersoon) ter beschikking te stellen en te laten gebruiken door voornoemd(e) rechtspersoon/personen en/of op zijn verdachtes naam een bankrekening te openen en/of die bankrekening ter beschikking te stellen en/of ten behoeve van de aangifte voor de omzetbelasting, de belastingformulieren te ondertekenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Voorvragen

In eerste aanleg is de verdachte, teneinde terecht te staan ter zake van, kort gezegd, het feitelijk leiding geven aan het doen van een onjuiste aangifte omzetbelasting door een rechtspersoon, gedagvaard om op 29 januari 2016 te verschijnen voor de politierechter. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 januari 2016 vermeldt evenwel dat de behandeling heeft plaatsgevonden en vonnis is gewezen door de economische politierechter. De, op de voet van artikel 378a Sv opgemaakte, aantekening mondeling vonnis vermeldt daarentegen dat het vonnis is gewezen door de politierechter. Blijkens de appélakte heeft de officier van justitie hoger beroep ingesteld van het vonnis van de politierechter.
Nu aan de verdachte niet een economisch delict is ten laste gelegd, hij niet voor de economische politierechter, doch voor de politierechter is gedagvaard, een aantekening mondeling vonnis is opgemaakt, houdende de uitspraak van de politierechter en tegen het vonnis van de politierechter hoger beroep is ingesteld, is naar het oordeel van het hof de vermelding ‘economische politierechter’ in het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg als een kennelijke misslag aan te merken en is in eerste aanleg de zaak niet behandeld door de economische politierechter, maar door de politierechter.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[bedrijf] op 14 juli 2014 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een aangifte voor de omzetbelasting over het aangiftetijdvak
18 juni 2014 tot en met 30 juni 2014
onjuist heeft gedaan,
immers hebben [bedrijf] en haar mededader(s) opzettelijk op het bij de Inspecteur der Belastingen of de Belastingdienst ingeleverde aangiftebiljet over genoemd tijdvak een onjuist, bedrag aan voorbelasting opgegeven,
zulks terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte omstreeks de periode van 12 juni 2014 tot en met 30 juni 2014 te Amsterdam of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest door op verzoek van een persoon genaamd [naam] [bedrijf] op naam te zetten en op te richten met welke B.V. door die [naam] en/of een ander een onjuiste aangifte voor de omzetbelasting kon worden gedaan, en die rechtspersoon ter beschikking te stellen en te laten gebruiken en een bankrekening te openen en ten behoeve van de aangifte voor de omzetbelasting, de belastingformulieren te ondertekenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het bewust doen een onjuiste aangifte omzetbelasting door een BV op zijn naam te laten zetten, een zakelijke bankrekening te openen voor deze BV en ten behoeve van de aangifte voor de omzetbelasting het belastingformulier te ondertekenen. Bij de onjuiste aangifte omzetbelasting is een groot bedrag aan terug te vragen omzetbelasting opgegeven, gebaseerd op valse facturen. Op deze manier is ten onrechte omzetbelasting teruggevraagd. De gevraagde omzetbelasting is niet uitbetaald door de Belastingdienst. Zonder de oplettendheid van de Belastingdienst, was de overheid, en daarmee de gehele samenleving, financieel benadeeld. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit type delicten lastig op te sporen is en niet alleen tot fiscaal nadeel, maar ook tot ondermijning van de algemene belastingmoraal leidt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 juli 2017 is hij eerder ter zake van de Wegenverkeerswet onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. P.A.M. Hoek en mr. A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 augustus 2017.
Mr. A.P.M. van Rijn en mr. A.M. van Amsterdam zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[.......]
.