ECLI:NL:GHAMS:2017:3755

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
19 september 2017
Zaaknummer
23-004080-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging zware mishandeling na verkeersincident

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was aangeklaagd voor poging tot zware mishandeling, omdat hij op 27 oktober 2014 in Badhoevedorp met zijn auto opzettelijk een andere persoon, de aangever, zou hebben aangereden. De tenlastelegging stelde dat de verdachte met zijn auto op de aangever is ingereden, maar het hof heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte opzet had om de aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 mei 2017 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en de aangever gehoord. De verdachte verklaarde dat hij dacht voldoende ruimte te hebben om zijn manoeuvre veilig uit te voeren. Het hof heeft vastgesteld dat de auto van de verdachte op een verkeerskruising stond en dat de aangever uit zijn auto stapte en naar de auto van de verdachte liep. Bij het wegrijden heeft de verdachte de knie van de aangever geraakt, wat resulteerde in een contusie. Het hof kon echter niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen wat de exacte positie van de aangever was ten opzichte van de auto van de verdachte op het moment van de manoeuvre.

Gezien het gebrek aan bewijs dat de verdachte opzet had om de aangever te raken of dat hij bewust de kans op het toebrengen van letsel heeft aanvaard, heeft het hof besloten het vonnis van de politierechter te vernietigen en de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004080-16
datum uitspraak: 23 mei 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 oktober 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-138097-15 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum] 1966,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2014 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen als bestuurder van een personenauto op die [slachtoffer] is ingereden en/of (vervolgens) tegen [slachtoffer] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De door de verdachte bestuurde auto stond op 27 oktober 2014 te Badhoevedorp voor een verkeerskruising als tweede in de rij voorgesorteerd bij het (op rood staande) verkeerslicht voor linksafslaand verkeer. De auto waarin de aangever als passagier zat, stond (als eerste in de rij) ter hoogte van de auto van de verdachte op het voorsorteervlak voor rechtsafslaand verkeer. De aangever is uit de auto gestapt, is naar de auto van de verdachte toegelopen en is aan de voorzijde van die auto gaan staan. De verdachte heeft vervolgens een stuurbeweging naar rechts gemaakt en is - voor de auto van de aangever langs - via het voorsorteervlak voor rechtsafslaand verkeer weggereden. Bij deze manoeuvre heeft hij de knie van de aangever geraakt, met een contusie daarvan als gevolg.
De verdachte heeft ontkend dat het zijn bedoeling is geweest de aangever te raken en heeft verklaard dat hij van mening was dat hij genoeg ruimte had om de door hem verrichte manoeuvre (veilig) te kunnen uitvoeren.
Het hof heeft niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kunnen vaststellen wat de precieze positie en afstand van de aangever ten opzichte van de voorkant van de auto van de verdachte was op het moment dat deze de manoeuvre verrichtte. Evenmin is duidelijk geworden hoeveel ruimte de verdachte voor deze manoeuvre had en met welke snelheid hij die heeft uitgevoerd. Daarom is onvoldoende komen vast te staan dat verdachtes opzet gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of dat hij bewust de aanmerkelijke kans op het toebrengen van dergelijk letsel heeft aanvaard, zodat de verdachte van het aan hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw van de verdachte om – indien het hof tot een veroordeling zou komen – de aangever en de getuigen Doorn en Wagenmakers te (doen) horen, behoeft gelet op het voorgaande geen bespreking meer, nu bedoelde voorwaarde niet is vervuld.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van
mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 mei 2017.