ECLI:NL:GHAMS:2017:3780

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
20 september 2017
Zaaknummer
23-003633-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling en belaging in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling en belaging van het slachtoffer, maar heeft hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging omvatte onder andere het mishandelen van het slachtoffer door haar bij de keel te pakken en het stelselmatig inbreuk maken op haar persoonlijke levenssfeer. Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 september 2017 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en de vordering van de advocaat-generaal gehoord. De advocaat-generaal vorderde een taakstraf en schadevergoeding voor het slachtoffer.

Het hof heeft vastgesteld dat de mishandeling niet in Amsterdam, maar in Amstelhoek heeft plaatsgevonden, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte voor het eerste ten laste gelegde feit. Wat betreft de belaging, oordeelde het hof dat de gedragingen van de verdachte niet de vereiste frequentie en intensiteit hadden om als belaging te worden gekwalificeerd. Het hof concludeerde dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten had begaan, en sprak hem vrij van beide beschuldigingen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de ten laste gelegde feiten. De kosten werden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003633-16
datum uitspraak: 20 september 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 oktober 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-184688-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 september 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 4 juli 2015 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] bij haar keel te pakken en/of grijpen en/of in haar keel te knijpen;
2:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 24 juni 2015 tot en met 4 september 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door in genoemde periode een of meermalen
- die [slachtoffer] en/of haar ouders en/of haar vrienden (dagelijks) te bellen (met een anoniem nummer) en/of te achtervolgen en/of
- die [slachtoffer] op te wachten en/of te gaan staan bij en/of in de buurt van haar werk (Kapsalon Trots op haar) en/of bij het gemeentehuis en/of bij een cafetaria en/of snackbar en/of plein naast haar werk en/of bij het Amstelplein en/of
- die [slachtoffer] een whatsapp te sturen met de tekst: "ik heb onze laatste x gefilmd".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen.
De verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot 80 uren taakstraf waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 400 moet worden toegewezen, zulks met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Vrijspraak

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Het hof stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat de verdachte [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) niet, zoals onder 1 ten laste gelegd, in Amsterdam (gelegen in de provincie Noord-Holland) bij haar keel heeft gegrepen, maar in Amstelhoek (gelegen in de provincie Utrecht).
Volgens de rechtspraak van de Hoge Raad ligt het op de weg van de rechter om in de tekst van een tenlastelegging voorkomende misslagen te verbeteren, indien de verdachte daardoor in zijn verdediging niet wordt geschaad. Zo'n verbetering is niet een wijziging van de tenlastelegging in de zin van artikel 313 Wetboek van Strafvordering (Sv), maar slechts een vaststelling van de juiste inhoud van de tenlaste-legging waarvoor geen medewerking van het openbaar ministerie of van de verdachte is vereist (vgl. HR 30 september 2008, LJN BD3662).
Het hof is van oordeel dat de verdachte door een verbeterde lezing van de ten laste gelegde pleegplaats niet in zijn verdediging zou worden geschaad, omdat bij hem blijkens zijn verklaring ter terechtzitting geen misverstand heeft bestaan over het aan hem gemaakte verwijt (een mishandeling te Amstelhoek). Het hof verstaat de rechtspraak van de Hoge Raad echter aldus dat het hem niet vrij staat de plaatsaanduiding verbeterd te lezen, omdat die plaatsaanduiding niet als een misslag in de hiervoor bedoelde zin kan worden gezien. Verbetering van de plaatsaanduiding levert een wijziging op van de tenlastelegging die slechts op de voet van de artikelen 313 en 314 Sv kan plaatsvinden (vgl. HR 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT8787). Een dergelijke wijziging is niet gevorderd, zodat het hof niet anders kan dan oordelen dat de verdachte [slachtoffer] niet in Amsterdam heeft mishandeld, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Het onder 2 ten laste gelegde is toegesneden op artikel 285b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr). Deze bepaling luidt:
“Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.”
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr zijn van belang de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (vgl. HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626).
Het hof kan aan de hand van de inhoud van het dossier, in het bijzonder op grond van de aangifte van [slachtoffer] en de bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaringen van de verdachte, vaststellen dat de verdachte op tijdstippen in de periode van 24 juni 2015 tot en met 4 september 2015 (a) [slachtoffer] heeft gebeld, op enig moment ook met gebruik van een anoniem nummer en vele malen op één dag, (b) dat hij in de buurt van haar werk op haar heeft gewacht en (c) dat hij haar een WhatsApp-bericht heeft gestuurd met de tekst “ik heb onze laatste x gefilmd”.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte onder meer verklaard dat:
- hij 18 jaar was toen hij verkering kreeg met [slachtoffer] , dat het zijn eerste serieuze relatie was en dat deze ongeveer anderhalf jaar heeft geduurd, in welke periode [slachtoffer] (geboren op 17 februari 1998) vanwege problemen thuis een tijd bij het gezin van de verdachte heeft ingewoond, dat zij ruzie kregen omdat zij elke dag samen waren, waardoor het ongeveer één à twee weken voor 4 juli 2015 is misgegaan met de relatie, maar dat [slachtoffer] voor de verdachte aanvankelijk niet duidelijk was over het einde van de relatie en de reden daarvoor;
- hij en [slachtoffer] op 4 juli 2015 beiden het Vogelvrij festival in Amstelhoek hebben bezocht en dat [slachtoffer] daar zoveel alcohol had gedronken dat zij op de grond lag, dat hij heel lang bij haar is geweest en dat er tussen hen een conflict ontstond toen [slachtoffer] nog meer alcohol wilde drinken;
- het na 4 juli 2015 nog weer één of twee weken ‘gewoon goed’ is geweest tussen [slachtoffer] en de verdachte en zij toen ook nog bij hem heeft geslapen;
- [slachtoffer] ongeveer vanaf half juli 2015 zei geen contact meer te willen met de verdachte en hij dat nog wel probeerde te krijgen, en dat hij dat heel moeilijk vond, omdat hij zo lang verkering met haar had en zij hem in die periode helemaal opeiste, terwijl hij nu niet meer met haar mocht praten, zonder dat hem duidelijk was wat daarvoor de reden was;
- hij nooit voor de werkplek van [slachtoffer] heeft gestaan, maar wel bij een bankje daar in de buurt waar hij vroeger wel eens met haar kwam, in de hoop dat zij naar hem toe zou komen, en dat hij destijds in die buurt ook kwam, omdat hij daar zijn vrienden ontmoette, zoals hij ook al deed voordat hij [slachtoffer] kende;
- hij voormeld WhatsApp-bericht heeft verstuurd, dat dat de stomste opmerking is die hij heeft gemaakt om haar aandacht te krijgen en dat hij toen ook meteen [tegen haar] heeft gezegd dat het niet waar was dat hij had gefilmd;
- hij op een gegeven moment naar het huis is gegaan van een goede vriend van hem, omdat hij vermoedde dat [slachtoffer] een relatie met hem had, dat hij hen toen samen in bed heeft gevonden, dat het hem toen duidelijk was dat de relatie was afgelopen en hij gestopt is contact te zoeken met [slachtoffer] ;
- het hele proces ongeveer zes weken heeft geduurd.
In het licht van deze verklaring, waarvan de onjuistheid aan de hand van de inhoud van het (zeer summiere) dossier niet kan worden vastgesteld, is het hof van oordeel dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Niet kan worden vastgesteld dat het zoeken van contact door de verdachte met [slachtoffer] in de periode vóór half juli 2015 het karakter draagt van wederrechtelijke inbreuken op haar persoonlijke levenssfeer. Evenmin kan worden vastgesteld dat het zoeken van contact door de verdachte ná half juli 2015, toen [slachtoffer] de verdachte had gezegd dat zij geen contact meer met hem wilde, een duur, frequentie en intensiteit heeft gehad die een veroordeling van de verdachte ter zake van belaging rechtvaardigt. Naar het oordeel van het hof is aan de hand van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet met een toereikende mate van zekerheid vast te stellen welke van de hiervoor onder (a), (b) en (c) genoemde gedragingen de verdachte met welke frequentie heeft verricht ná half juli 2015.
Conclusie
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.850 aan immateriële schade ter zake beide ten laste gelegde feiten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 650. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. J.J.I. de Jong en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 september 2017.