ECLI:NL:GHAMS:2017:3857

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
25 september 2017
Zaaknummer
R 000945-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 89 Sv in verband met ondergane verzekering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 september 2017 uitspraak gedaan in een rekestprocedure met het rekestnummer R 000945-17. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant op 22 mei 2017 tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 8 mei 2017. De appellant, geboren in 1979, verzocht om een schadevergoeding van € 210,00 ten laste van de Staat, als gevolg van schade die hij stelt te hebben geleden door de ondergane verzekering.

Het hof heeft kennisgenomen van de processtukken en de advocaat-generaal en de advocaat van de appellant gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift. De rechtbank had het verzoek afgewezen, omdat de appellant zich had beroepen op zijn zwijgrecht, wat volgens de rechtbank het onderzoek had belemmerd. De advocaat van de appellant voerde echter aan dat hij naar de politie was gegaan na de ontdekking van een hennepkwekerij in de door hem verhuurde loods, maar dat hij uit angst voor represailles geen namen van de huurders wilde noemen.

Het hof oordeelde dat het hoger beroep gegrond was. Het hof overwoog dat het enkele feit dat de appellant zich op zijn zwijgrecht had beroepen, geen aanleiding gaf tot matiging van het toe te kennen bedrag. Het hof concludeerde dat er geen belastende omstandigheden waren die de vrijheidsbeneming langer hadden doen duren dan nodig was geweest. Daarom werd de beschikking van de rechtbank vernietigd en werd de gevraagde schadevergoeding van € 210,00 toegekend aan de appellant, te betalen door de Staat.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 000945-17 (89 Sv HB)
Parketnummer in eerste aanleg: 15-710119-14
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 8 mei 2017 op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
[adres]

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, tot een bedrag van € 210,00, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering.

2.Procesverloop

Het hoger beroep is op 22 mei 2017 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 1 september 2017 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.

3.Beoordeling van het hoger beroep

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Het verzoek is tijdig ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het vonnis in die strafzaak is inmiddels onherroepelijk geworden.
Appellant is op 27 februari 2014 te 20.55 uur in verzekering gesteld en op 1 maart 2014 in vrijheid gesteld.
De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en daartoe –kort gezegd- overwogen dat de verdachte zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht waardoor een voortvarend onderzoek is belemmerd.
De advocaat heeft in hoger beroep aangevoerd dat appellant naar de politie is gegaan na zijn ontdekking dat in de door hem verhuurde loods hennep werd gekweekt en dat hij geen namen van de huurders heeft willen noemen uit angst voor represailles.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek nu appellant niet de namen van de huurders heeft genoemd.
Het hof overweegt dat appellant bij zijn verhoor in verband met de inverzekeringstelling heeft ontkend betrokken te zijn bij de hennepkwekerij en ziet in het enkele feit dat appellant zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen met betrekking tot de huurders van de loods geen aanleiding tot matiging van het toe te kennen bedrag. Het hof betrekt daarbij de omstandigheid dat in het licht van de processtukken niet geoordeeld kan worden dat appellant een proceshouding had aangenomen waardoor op grond van belastende omstandigheden de vrijheidsbeneming langer heeft geduurd dan in het geval appellant meer of anders had verklaard.
Gelet op het voorgaande acht het hof het hoger beroep gegrond.
Nu het hoger beroep gegrond wordt geoordeeld zal het hof bevelen hetgeen overeenkomstig de bepalingen der wet had behoren te geschieden.
Het hof acht in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding zoals verzocht.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep.
Kent ten laste van de Staat aan appellant een vergoeding toe van € 210,00 (tweehonderdtien euro).
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. M. Iedema, N.A. Schimmel en R.M. Steinhaus, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 15 september 2017.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking voor een bedrag van € 210,00 (tweehonderdtien euro), te betalen ten laste van de Staat aan appellant voornoemd door overmaking van bovenstaand bedrag op bankrekeningnummer NL41ABNA0551785195 t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Reynaerde Advocaten o.v.v. Aland 89.
Amsterdam, 15 september 2017.
Mr. M. Iedema, voorzitter.