In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijk verklaring van een beroep tegen de WOZ-waarde van een woning. De rechtbank had het beroep van belanghebbende, vertegenwoordigd door Meldpunt Collectief Onrecht B.V., niet-ontvankelijk verklaard omdat er volgens de rechtbank geen toereikende machtiging was overgelegd. De heffingsambtenaar van de gemeente had de WOZ-waarde van de woning vastgesteld op € 310.000, terwijl belanghebbende betoogde dat de waarde € 240.000 zou moeten zijn, gebaseerd op een taxatierapport.
Het Hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. Het Hof stelde vast dat de bevoegdheid van Meldpunt Collectief Onrecht B.V. om namens belanghebbende beroep in te stellen onmiskenbaar blijkt uit de overgelegde machtiging. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar met zijn Waardematrix voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde WOZ-waarde. De rechtbank had geen aanleiding moeten zien om aan de machtiging te twijfelen, en de opgevraagde volmacht had geen betekenis. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond, waarbij de WOZ-waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.