In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd, was in eerste aanleg veroordeeld voor openlijke geweldpleging op het Rembrandtplein in Amsterdam op 21 oktober 2016. De tenlastelegging betrof het in vereniging geweld plegen tegen een slachtoffer, waarbij de verdachte het slachtoffer op de grond duwde en hem schopte terwijl hij op de grond lag. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar kwam tot een andere bewezenverklaring dan de eerste rechter. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan, ondanks de verdediging van de verdachte dat zijn handelen gericht was op het uit elkaar halen van de betrokkenen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzet had op de geweldshandelingen en dat hij een significante bijdrage had geleverd aan het openlijk geweld. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere taakstraf niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze inmiddels door een andere rechter was bevolen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte.