Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Tussen partijen vaststaande feiten
- In de [buurt] wordt sinds enige tijd gewerkt aan de bouw van de [naam 1] . In verband hiermee zijn diverse parkeerplaatsen opgeheven en andere aan het bestand onttrokken omdat er bouwketen op zijn geplaatst.
- Begin november maakt belanghebbende van de structurele parkeerproblemen die de buurt ondervindt melding bij diverse instanties. Uiteindelijk komt zijn klacht o.a. via Cition op 10 november 2015 terecht bij het Stadsdeel [naam 2] . Pas op 1 februari 2016 wordt de klacht door het Stadsdeel in behandeling genomen (…). Hoewel het Stadsdeel de klacht blijkens de eerste reactie serieus lijkt te nemen - belanghebbende blijkt ook niet de enige te zijn die klaagt - laat men van die zijde verder niets meer van zich horen.
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
Bovendien betekent het verdwijnen van zestien parkeerplekken in het gehele vergunninggebied niet dat er geen plek was waar eiser kon parkeren. Eiser had ervoor kunnen kiezen om langer te zoeken naar een parkeerplek waar zijn vergunning geldig was. De andere mogelijkheid was om ergens te parkeren waar zijn vergunning niet geldig was, zoals eiser heeft gedaan. In dat geval moest hij wel parkeergeld betalen. Dat heeft eiser ten onrechte niet gedaan.Er is daarom zowel op 8 als 9 april 2016 sprake van een belastbaar feit. De naheffingsaanslagen zijn dus terecht opgelegd. Het belastingrecht biedt geen ruimte om hiervan af te zien op grond van coulanceredenen. De beroepen zijn ongegrond.
5.Beoordeling van het geschil
Ten overvloede merkt de gemeente Amsterdam op dat het vergunningengebied waarvoor de vergunning van belanghebbende geldig is, 474 fiscale parkeerplaatsen omvat. En er is geen wachtlijst voor nieuwe aanvragers van bewonersvergunningen (hetgeen betekent dat de parkeerdruk niet groot is, want anders is er een wachtlijst).