In deze zaak gaat het om een geschil tussen een consument, aangeduid als [appellant], en Eneco Services B.V. over een eindafrekening van energielevering. De appellant is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, dat op 16 februari 2016 is gewezen. De appellant heeft de kantonrechter verzocht om de vordering van Eneco, die een betalingsachterstand van € 1.538,87 vorderde, af te wijzen. Eneco had in eerste aanleg gesteld dat de appellant een betalingsachterstand had laten ontstaan, wat leidde tot schade in de vorm van rente en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft de vordering van Eneco toegewezen, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
Het hof heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot energielevering bestond tussen de appellant en Eneco, en dat de appellant op verschillende momenten jaarafrekeningen heeft ontvangen. De appellant heeft betwist dat de verbruikscijfers die aan de vordering ten grondslag liggen correct zijn, en heeft aangevoerd dat hij niet tijdig meterstanden heeft doorgegeven. Het hof heeft echter geoordeeld dat de begin- en eindstanden van de meter, zoals vermeld in de jaarafrekeningen, niet in geschil zijn en dat de appellant het verbruik dat daaruit voortvloeit dient te betalen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de appellant veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 718,= voor verschotten en € 1.264,= voor salaris advocaat. Het arrest is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2017.