ECLI:NL:GHAMS:2017:4463

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
2 november 2017
Zaaknummer
23-001579-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met een tas

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling voor mishandeling. De verdachte was eerder door de politierechter in de rechtbank Amsterdam veroordeeld voor het mishandelen van een aangever, die een wond op zijn hoofd opliep nadat een tas hem raakte. De verklaringen van getuigen verschilden over de manier waarop de verdachte de tas had gehanteerd, of deze was gegooid of geslagen. Het hof oordeelde dat deze verschillen in verklaringen onvoldoende aanleiding gaven om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de getuigen. Het hof bevestigde de eerdere veroordeling, met de opmerking dat voor de bewezenverklaring niet vereist is om een keuze te maken tussen het gooien of slaan met de tas.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 oktober 2017 heeft de raadsman van de verdachte gepleit voor vrijspraak, onder andere omdat niet kon worden vastgesteld of de verdachte daadwerkelijk met de tas had geslagen of gegooid. De advocaat-generaal stelde echter dat er wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de aangever had geslagen of gegooid met een hard of zwaar voorwerp, gezien de aangifte en de verwondingen van de aangever. Het hof verwierp de verweren van de raadsman en oordeelde dat de aangifte en getuigenverklaringen voldoende bewijs boden voor de veroordeling.

Het hof heeft ook de verweren met betrekking tot andere feiten, zoals spugen naar een verbalisant en vernieling, verworpen. De verklaringen van de verbalisanten en het bewijs uit het dossier waren voldoende om de veroordeling te handhaven. Uiteindelijk bevestigde het hof het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van de overwegingen die in het arrest zijn opgenomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001579-17
datum uitspraak: 17 oktober 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 april 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13‑701379-17 en 13-654156-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof terzijde stelt de “gebruikte bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring” als genoemd onder 2. in de aantekening van het mondeling vonnis, opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter van 19 april 2017. Het hof stelt daarvoor in de plaats de bewijsmiddelen die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest. Voorts vult het hof de gronden van het vonnis aan met de hierna volgende bespreking van de in hoger beroep gevoerde verweren.

Bespreking verweren

Feit 1.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, nu niet kan worden vastgesteld of de verdachte heeft gegooid, dan wel heeft geslagen met de tas en evenmin dat de verdachte een hard of zwaar voorwerp bij zich had in de tas, nu de verbalisanten op pagina 12 van het dossier enkel hebben gerelateerd dat zij kleding en een paspoort hebben aangetroffen in de tas van de verdachte.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte heeft geslagen of gegooid met een hard of zwaar voorwerp, gelet op de aangifte en het feit dat bij het slachtoffer daadwerkelijk een wond is geconstateerd.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt als volgt. Gelet op de aangifte en de verklaring van de getuige [getuige] kan worden vastgesteld dat de aangever tegen zijn hoofd is geraakt door het toedoen van de verdachte. Voorts is bij de aangever – nadat de tas zijn hoofd had geraakt – een wond op zijn hoofd geconstateerd. Om deze reden ziet het hof in het feit dat de verklaringen verschillen over de precieze manier waarop de verdachte de tas heeft gehanteerd (ermee gegooid of ermee geslagen) onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Anders dan de raadsman naar voren heeft gebracht is voor de bewezenverklaring niet vereist dat een keuze wordt gemaakt tussen het gooien van een tas en het slaan met een tas.
Feit 2.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 2, nu er blijkens de verklaringen in het dossier geen moment is geweest dat de verdachte heeft kunnen spugen in de richting van de verbalisant. Het hof verwerpt dit verweer, nu de stelling van de raadsman wordt weerlegd door de verklaring van de verbalisant Van Dijk op pagina 09 van het dossier.
Feit 3.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de tenlastegelegde vernieling, nu de politierechter de bewezenverklaring enkel heeft gebaseerd op de verklaring van de aangever. Hoewel de aangever een politieman is, is deze aangifte geen ambtsedig proces-verbaal en komt daaraan ook niet dezelfde bewijswaarde toe.
Het hof verwerpt het verweer. Het proces-verbaal van verhoor aangever wordt ondersteund door ander bewijs, te weten de bijbehorende foto’s van de besmeurde politiecel (doorgenummerde pagina’s tot en met 8) en het proces-verbaal van bevindingen (doorgenummerde pagina 14). Daardoor voldoet het bewijs aan de eisen zoals deze door de wet worden gesteld.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. A.E.M. Röttgering en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 oktober 2017.