ECLI:NL:GHAMS:2017:4464

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
2 november 2017
Zaaknummer
23-000768-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen van de ISD-maatregel aan een verdachte in verband met meerdere diefstallen en bedreigingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was in eerste aanleg vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep een ISD-maatregel opgelegd gekregen. De verdachte heeft zich in een periode van ruim twee jaar schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal van goederen uit winkels en bedreiging van politieambtenaren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte meermaals onherroepelijk is veroordeeld voor misdrijven, waardoor voldaan is aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals het gebrek aan inzicht van de verdachte in de kwalijke aard van zijn handelen. De verdachte heeft geen medewerking verleend aan hulpverleningstrajecten en het hof achtte de ISD-maatregel noodzakelijk om de maatschappij te beschermen tegen zijn voortdurende recidive. De maatregel is opgelegd voor de maximale termijn van twee jaar, zonder aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000768-17
datum uitspraak: 17 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 februari 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-684370-16 (zaak A) en 13-684027-17 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 13-684370-16 (zaak A) onder 3 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte dan ook niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A met parketnummer 13-684370-16:
1:
hij op of omstreeks 31 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (merk Samsung Galaxy) (ter waarde van (469 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 1] (filiaal gelegen aan de [adres 1] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2:
hij op of omstreeks 31 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, [naam 1] (werkzaam als hoofdagent bij de politie eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "jullie kunnen allemaal de kanker krijgen, met jullie mongole kankerkoppen" en/of "Krijg allemaal de kanker"en/of " Je denkt dat je heel wat bent met je kankerkop" en/of "jullie kunnen allemaal de kanker krijgen" en/of "Ik moet helemaal niets van jullie kankerras", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4:
(gevoegd 13-706484-16) hij op of omstreeks 21 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fiets heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5:
(gevoegd 13-703373-15) hij op of omstreeks 30 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fles Passoa, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 2] (vestiging [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
6 primair:
(gevoegd 13-706277-16) hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 7 oktober 2015 tot en met 8 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een auto heeft weggenomen een navigatiesysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot dat weg te nemen die auto heeft verschaft en/of dat weg te nemen navigatiesysteem onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een ruit van die auto;
6
subsidiair:
hij op of omstreeks 16 oktober 2015 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, een navigatiesysteem heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
7:
(gevoegd 13-684536-16) hij op of omstreeks 25 oktober 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fles wijn (ter waarde van 5,99 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 3] (filiaal gelegen aan het [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
8:
(gevoegd 13-684536-16) hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 oktober 2016 tot en met 26 oktober 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) van (totaal) (ongeveer) 90,60 euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, in elk geval een sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte niet was gerechtigd;
Zaak B met parketnummer 13-684027-17:
1:
hij op of omstreeks 19 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een theedoek en/of een fles Badendas en/of een kurkentrekker, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [bedrijf 4] (vestiging [adres 3] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2:
hij op of omstreeks 19 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een koptelefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 5] (vestiging [adres 3] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3:
hij op of omstreeks 19 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [naam 2] en/of [naam 3] (brigadieren van politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 2] en/of [naam 3] dreigend de woorden toegevoegd: "ik maak jullie af" en/of "ik schiet jullie dood" en/of "ik ga naar jullie huis en maak jullie dood", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Zaak A, feit 4.
Ten aanzien van het onder zaak A, feit 4, tenlastegelegde oordeelt het hof dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte ten tijde van het verkrijgen van de fiets wist dat deze van misdrijf afkomstig was. Uit de dossierstukken kan worden afgeleid dat de fiets was voorzien van een hangslot. Aan de fiets zelf was niet te zien dat hij was gestolen en het ontbreken van een hoefijzerslot acht het hof niet voldoende om aan te nemen dat daaruit wetenschap kan worden afgeleid dat de fiets van misdrijf afkomstig is. Voorts heeft de verdachte een verklaring gegeven die weliswaar niet kon worden geverifieerd, maar waarvan evenmin kan worden gezegd dat deze ongeloofwaardig is of niet aannemelijk is geworden.
Zaak A, feit 6 primair.
Ten aanzien van het onder zaak A, feit 6 primair, tenlastegelegde oordeelt het hof dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het navigatiesysteem uit de auto van [slachtoffer 1] heeft gestolen.
Zaak B, feit 1.
Ten aanzien van het onder zaak B, feit 1, tenlastegelegde oordeelt het hof dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte goederen heeft gestolen bij de [bedrijf 4] , vestiging [adres 3] . Het hof acht daartoe van belang dat uit de dossierstukken slechts volgt dat verdachte in de betreffende vestiging aanwezig is geweest. Niet kan worden uitgesloten dat de verdachte de goederen die hij bij zich droeg bij een andere vestiging van [bedrijf 4] heeft gekocht.

Bespreking gevoerde verweren

Zaak A, feit 1.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, (onder meer) omdat onduidelijk is wie het aangifteformulier heeft ingevuld en wie welke waarnemingen heeft gedaan. Die onduidelijkheid brengt mee dat dit formulier niet kan worden gebruikt voor het bewijs.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
Bijlage 1 bij het proces verbaal is het “Landelijk aangifteformulier winkeldiefstal” waarop de raadsvrouw doelt. Het betreft een deels voorgedrukt standaardformulier, dat met de hand nader is ingevuld. Dit formulier houdt in dat de aangifte is gedaan door [naam 4] , afdelingshoofd. Hij is ook de 1e ondergetekende van dit formulier. Het formulier is mede getekend door [naam 5] , als 2e ondergetekende. Het formulier houdt onder ‘2’ als omschrijving van het geconstateerde onder meer in:
“Ik zag dat een man met kracht een demo telefoon los trok van de beveiliging en deze in zijn broekzak stopte. Ik zag dat hij richting de uitgang liep en vervolgens door collega [naam 5] werd aangehouden (…).
Het hof leidt hieruit af dat deze waarneming werd gedaan door [naam 4] . De verdediging heeft er op zichzelf terecht op gewezen dat op het formulier bij deze omschrijving een cirkeltje staat rond het voorgedrukte cijfer ‘2e’, waardoor het lijkt dat de 2e ondergetekende, zijnde [naam 5] , die tekst heeft geschreven en dus de diefstal heeft gezien. Omdat echter in de omschrijving wordt gesproken over ‘collega [naam 5] ’ gaat het hof ervan uit dat het cirkeltje per ongeluk rond ‘2e’ in plaats van ‘1e’ is gezet. Overigens bestaat geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze waarneming. Het hof zal het aangifteformulier dan ook gebruiken als bewijsmiddel.
Zaak A, feit 6 subsidiair.
Aan de verdachte is (kort gezegd) ten laste gelegd dat hij op 16 oktober 2015 een gestolen navigatiesysteem voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft dit feit bewezen verklaard, onder meer omdat de man die dit navigatiesysteem op 16 oktober 2015 heeft verkocht, zich identificeerde met het paspoort van de verdachte. De verdediging heeft gesteld dat deze man niet de verdachte was. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsvrouw een e-mail wisseling overgelegd tussen haar en een medewerkster van de gemeente Amsterdam ([locatie]). Daaruit blijkt onder meer dat de verdachte op 19 februari 2015 zijn paspoort als vermist heeft opgegeven aan de gemeente.
Het hof overweegt als volgt.
De getuige [getuige] , de koper van de navigatiesystemen, heeft op 16 oktober 2015 (onder meer) verklaard dat hij de identiteit van de verkoper heeft gecontroleerd aan de hand van zijn paspoort. Dit paspoort stond op naam van de verdachte en de getuige zag dat de jongen op de foto in het paspoort dezelfde persoon was als de jongen die de navigatiesystemen aanbood. Bij de stukken bevindt zich verder een document met betrekking tot die verkoop, dat door de verkoper is ondertekend met “ [verdachte] ”.
Het hof heeft in het dossier onder meer aangetroffen een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris op 2 augustus 2016, alsmede kopieën van het identiteitsbewijs. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de handtekening van de verdachte onder deze documenten grote overeenkomsten vertoont met de ondertekening van het verkoopformulier. Niet alleen lijkt de handtekening onder dit formulier voor wat betreft het handschrift en de wijze waarop het woord “ [verdachte] ” is geschreven op de handtekening van de verdachte, maar ook is het opvallend dat zowel op het formulier, als op de door de verdachte ondertekende stukken niet (zoals te doen gebruikelijk) de achternaam, maar de voornaam is geschreven. Het hof ziet hierin een belangrijke aanwijzing dat het de verdachte zelf is die het formulier heeft ondertekend.
Het hof constateert voorts dat niet is gebleken dat de verdachte aangifte heeft gedaan van de vermissing van zijn paspoort, waardoor over de omstandigheden waaronder die vermissing zou hebben plaatsgevonden niets bekend is. De verdachte heeft hieromtrent ter terechtzitting in eerste aanleg, noch ter terechtzitting in hoger beroep, ook maar iets naar voren gebracht.
Gelet op het voorgaande acht het hof niet aannemelijk geworden dat de verdachte op 16 oktober 2015 niet kon beschikken over zijn paspoort. Het gaat er dan ook vanuit dat het de verdachte was die op 6 oktober 2015 het navigatiesysteem van [slachtoffer 1] voorhanden heeft gehad en verkocht.
Het hof acht, gelet op het voorgaande, bewezen dat de verdachte in strijd met de waarheid heeft verklaard dat hij het navigatiesysteem niet heeft aangeboden en dat hij niet over een paspoort beschikte. Het hof leidt uit het aanbieden van dit navigatiesysteem en het ontbreken van een aannemelijke verklaring voor het voorhanden hebben daarvan af dat de verdachte ten tijde van de verkrijging van het navigatiesysteem wist dat dit van misdrijf afkomstig was. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het navigatiesysteem betrekkelijk korte tijd voor het te koop aanbieden, te weten 8 tot 9 dagen daarvoor, uit een auto was gestolen.
Zaak A, feit 8.
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte degene is geweest die met de pinpas van zijn oom heeft gepind. Weliswaar heeft de oom van de verdachte dit vermoeden gehad, maar ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij verklaard daarvan niet zeker te zijn.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaart dat hij de overboekingen naar Izettle heeft verricht met de bankpas van zijn oom. Voorts is ter terechtzitting in hoger beroep gebleken dat alleen de verdachte en zijn oom toegang hadden tot de woning waar zij beiden verbleven. Desgevraagd heeft de verdachte verklaard dat hij de pinpas niet aan iemand anders heeft afgegeven. Het is dan ook niet aannemelijk geworden dat een andere persoon dan de verdachte de pinpas uit de woning heeft kunnen meenemen, of heeft kunnen gebruiken. Het hof acht de verklaring die de oom van de verdachte, [slachtoffer 2] , aan de politie heeft afgelegd betrouwbaarder dan zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep. De verklaring bij de politie was duidelijk en consistent. [slachtoffer 2] heeft ter terechtzitting in hoger beroep niet goed kunnen uitleggen waarom hij van die eerdere verklaring afweek en waarom hij aan het daderschap van zijn neef was gaan twijfelen. Het hof zal daarom zijn verklaring bij de politie voor het bewijs gebruiken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-684370-16 (zaak A) onder 1, 2, 5, 6 subsidiair, 7 en 8 en in de zaak met parketnummer 13-684027-17 (zaak B) onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A met parketnummer 13-684370-16:
1:
hij op 31 juli 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (merk Samsung Galaxy), toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 1] (filiaal gelegen aan de [adres 1] );
2:
hij op 31 juli 2016 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, [naam 1] (werkzaam als hoofdagent bij de politie eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "jullie kunnen allemaal de kanker krijgen, met jullie mongole kankerkoppen" en "Krijg allemaal de kanker" en "Je denkt dat je heel wat bent met je kankerkop" en "jullie kunnen allemaal de kanker krijgen" en "Ik moet helemaal niets van jullie kankerras", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
5:
(gevoegd 13-703373-15) hij op 30 november 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fles Passoa, toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 2] (vestiging [adres 2] );
6 subsidiair:
hij op of omstreeks 16 oktober 2015 te Amstelveen een navigatiesysteem voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
7:
hij op 25 oktober 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fles wijn (ter waarde van 5,99 euro) toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 3] (filiaal gelegen aan het [adres 2] );
8:
hij in de periode van 14 oktober 2016 tot en met 26 oktober 2016 te Amsterdam telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meer geldbedrag(en) van (totaal) (ongeveer) 90,60 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , waarbij verdachte de weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
Zaak B met parketnummer 13-684027-17:
2:
hij op 19 januari 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een koptelefoon, toebehorende aan [bedrijf 5] (vestiging [adres 3] );
3:
hij op 19 januari 2017 te Amsterdam [naam 2] en/of [naam 3] (brigadieren van politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 2] en/of [naam 3] dreigend de woorden toegevoegd: "ik maak jullie af" en "ik schiet jullie dood" en "ik ga naar jullie huis en maak jullie dood", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-684370-16 onder 1, 2, 5, 6 subsidiair, 7 en 8 en in de zaak met parketnummer 13-684027-17 onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-684370-16 (zaak A) onder 1, 2, 5, 6 subsidiair, 7 en 8 en in de zaak met parketnummer 13-684027-17 (zaak B) onder 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-684370-16 (zaak A) onder 1, 5 en 7 en in de zaak met parketnummer 13-684027-17 (zaak B) onder 2 bewezen verklaarde levert telkens op:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 13-684370-16 (zaak A) onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het in de zaak met parketnummer 13-684370-16 (zaak A) onder 6 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.
Het in de zaak met parketnummer 13-684370-16 (zaak A) onder 8 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 13-684027-17 (zaak B) onder 3 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-684370-16 onder 1, 2, 5, 6 subsidiair, 7 en 8 en in de zaak met parketnummer 13-684027-17 onder 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan de verdachte niet de ISD-maatregel zal worden opgelegd. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte ten eerste niet voldoet aan de voorwaarden voor het opleggen van zo’n maatregel nu de rechtbank er ten onrechte vanuit is gegaan dat de verdachte in de van belang zijnde periode meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, en hij maar twee keer onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsstraf. Daarnaast zal de verdachte niet aan de ISD-maatregel gaan meewerken, waardoor sprake zou zijn van een verkapte straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een periode van ruim twee jaar schuldig gemaakt aan acht strafbare feiten. Zo heeft de verdachte meermalen goederen gestolen uit winkels, waardoor ten eerste de betreffende winkeliers zijn benadeeld en hinder en overlast hebben ondervonden. Winkeldiefstal komt bovendien zo vaak voor dat sprake is van een plaag die winkeliers op kosten jaagt, omdat zij zich daartegen moeten beveiligen. Daarnaast heeft de verdachte de pinpas van zijn oom ontvreemd en hiermee geldbedragen van in totaal € 90,60 gepind, terwijl deze oom de verdachte onderdak bood. De verdachte heeft misbruik gemaakt van deze situatie. Verder heeft de verdachte een gestolen navigatiesysteem in zijn bezit gehad en verkocht. Het stelen van navigatiesystemen berokkent autobezitters aanzienlijke schade. Dergelijke diefstallen, die gepaard gaan met braak, zouden minder vaak voorkomen als er niet ook mensen waren die gestolen goederen kopen en verkopen. Ten slotte heeft de verdachte eenmaal een politieman beledigd en een andere keer twee politiemensen met de dood bedreigd. Dergelijke feiten zijn ook voor politiemensen krenkend, respectievelijk angstaanjagend. Het hof maakt de verdachte om alle hierboven genoemde redenen ernstige verwijten van zijn handelen. Meer in het algemeen vindt het hof het zorgelijk dat de verdachte op geen enkele manier enige vorm van inzicht toont in het kwalijke van zijn handelen, waarbij dergelijk crimineel handelen welhaast een levensstijl lijkt te zijn.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 september 2017 is de verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan het plegen van de feiten op 19 januari 2017, meermalen onherroepelijk veroordeeld wegens misdrijven. Het hof wijst op onherroepelijke veroordelingen van het gerechtshof Amsterdam van achtereenvolgens 31 augustus 2016 (24 uren taakstraf), 20 mei 2014 (24 uren taakstraf), 9 oktober 2013 (1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk en 110 uren taakstraf) en 25 oktober 2012 (twee maanden gevangenisstraf). Daarmee is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van een ISD maatregel als bedoeld in artikel 38m, eerste lid onder 2e, Sr. Het hof constateert, mede gelet op de door de advocaat-generaal overgelegde registratiekaart, voorts dat ook is voldaan aan de overige voorwaarden die in artikel 38m Sr aan het opleggen van deze maatregel zijn gesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de diverse in het dossier aanwezige rapportages, waaronder die van het Leger des Heils van 31 januari 2017, opgemaakt door P.H.M. Wijk. In dit rapport wordt geadviseerd een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Op alle door het Leger des Heils onderzochte leefgebieden worden zorgen geconstateerd. Een hulpverleningstraject binnen een ambulant kader wordt ontoereikend geacht in verband met verdachte’s vermijdende copingstijl. Voorwaardelijke gevangenisstraf zal hem bovendien extrinsiek niet voldoende motiveren om aan een hulpverlening mee te werken. De ISD-maatregel is daarom de enige resterende mogelijkheid. Evenals de rechtbank deelt het hof voornoemde zorgen. Het hof kan zich ook vinden in de overwegingen van de rechtbank, dat de verdachte tot op heden niet uit eigen beweging in behandeling is gegaan om te proberen de recidive te beëindigen. Ook het tot tweemaal toe eerder opgelegde schorsingstoezicht heeft niet geleid tot een omslag bij de verdachte. Het hof acht het dan ook niet aannemelijk dat de verdachte in het drangkader van toezicht van de reclassering tot gedragsverandering zal overgaan en ziet de oplegging van de ISD-maatregel daarom als laatste redmiddel. Dat de verdachte heeft aangekondigd niet aan enige behandeling te zullen meewerken, is niet doorslaggevend en wil overigens niet zeggen dat hij binnen het kader van de ISD-maatregel niet alsnog tot medewerking kan worden gemotiveerd. Het hof ziet in de afwezigheid van motivatie daarom geen reden van het opleggen van de ISD-maatregel af te zien. Daarnaast ziet het hof deze maatregel als noodzakelijk om de maatschappij geruime tijd tegen de voortdurende recidive van de verdachte te beveiligen.
Om deze maatregel een maximale kans van slagen te geven is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om deze ten uitvoer te leggen. Daarom zal het hof, in navolging van de rechtbank, deze maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

Vorderingen benadeelde partij

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2315,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 90,60.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de benadeelde partij te kennen gegeven zijn vordering niet te handhaven. Het hof zal hieromtrent dan ook geen beslissing geven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 57, 63, 266, 267, 285, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-684370-16 onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-684370-16 onder 4 en 6 primair en in de zaak met parketnummer 13-684027-17 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-684370-16 onder 1, 2, 5, 6 subsidiair, 7 en 8 en in de zaak met parketnummer 13-684027-17 onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-684370-16 onder 1, 2, 5, 6 subsidiair, 7 en 8 en in de zaak met parketnummer 13-684027-17 onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. A.E.M. Röttgering en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 oktober 2017.