ECLI:NL:GHAMS:2017:4470

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2017
Publicatiedatum
3 november 2017
Zaaknummer
001040-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang op grond van artikel 577c Wetboek van Strafvordering

Op 20 oktober 2017 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang, ingediend door de advocaat-generaal mr. J. Weening. De vordering was gebaseerd op artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, en had betrekking op een veroordeelde die een verplichting tot betaling van € 41.256,80 aan de Staat niet was nagekomen. Deze verplichting was eerder opgelegd in een onherroepelijk arrest van 1 april 2011 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

De veroordeelde was niet verschenen op de zitting, evenmin als zijn raadsman, die sinds 2015 niet meer werkzaam was als advocaat. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan de betalingsverplichting en dat het CJIB diverse pogingen heeft ondernomen om de veroordeelde te laten betalen, zonder resultaat. De veroordeelde had de mogelijkheid gekregen om een afbetalingsvoorstel in te dienen, maar hierop was geen reactie gekomen.

Het hof concludeert dat, gezien het feit dat de veroordeelde niet is verschenen en geen aannemelijke redenen heeft gegeven voor het niet voldoen aan de betalingsverplichting, verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang kan worden verleend. De duur van de lijfsdwang is vastgesteld op 180 dagen. De beschikking is gegeven door de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam en is uitgesproken op de openbare zitting van 20 oktober 2017.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
AV-nummer: 001040-17
Parketnummer: 23-005937-08
Datum uitspraak: 20 oktober 2017
gegeven op de vordering van het openbaar ministerie, op grond van artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering ingediend tegen de veroordeelde:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedag] 1970,
adres: [adres] .

Procesgang

Dit gerechtshof heeft bij inmiddels onherroepelijk geworden arrest van 1 april 2011 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 41.256,80.
De advocaat-generaal heeft op 21 juli 2017 een vordering ingediend, die strekt tot het verlenen van verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van 180 dagen, omdat de veroordeelde voormeld bedrag niet heeft voldaan.
Het hof heeft op 20 oktober 2017 ter gelegenheid van de behandeling van de vordering in openbare raadkamer de advocaat-generaal, mr. J. Weening, gehoord. De veroordeelde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Evenmin is zijn raadsman verschenen. De laatst bekende raadsman van de veroordeelde, [naam], blijkt sinds 2015 niet meer werkzaam te zijn als advocaat.

Beoordeling van de vordering ex artikel 577c Wetboek van Strafvordering.

De advocaat-generaal heeft in raadkamer gepersisteerd bij de vordering.
Het hof stelt vast dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en volledig verhaal op grond van de artikelen 574 tot en met 576 van het Wetboek van Strafvordering op diens vermogen niet mogelijk is gebleken.
Het CJIB heeft de veroordeelde diverse keren schriftelijk gemaand om het openstaande bedrag te voldoen. De veroordeelde heeft de mogelijkheid gekregen om een afbetalingsvoorstel in te dienen, maar het CJIB heeft hierop geen reactie gekregen. Dit gerechtshof heeft op 1 september 2015 een verminderingsverzoek van de veroordeelde afgewezen en geconcludeerd dat de veroordeelde onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn huidige en toekomstige financiële situatie en niet meewerkt om tot een betalingsregeling met het CJIB te komen. Het CJIB heeft, zonder dat daar een verzoek aan ten grondslag lag, een regeling toegekend aan de veroordeelde van twaalf termijnen van € 200. Deze regeling is geannuleerd omdat geen betaling werd ontvangen. De veroordeelde heeft tot op heden geen enkele betaling verricht.
Nu de veroordeelde niet is verschenen, is niet aannemelijk gemaakt dat hij buiten staat is aan de betalingsverplichting te voldoen en ook overigens acht het hof dit niet aannemelijk.
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat, op grond van het bepaalde in artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang kan worden verleend.
Het hof zal, gelet op het vorenstaande, op vordering van het openbaar ministerie verlof verlenen tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van 180 dagen.

Beslissing

Het hof wijst de vordering tot verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang toe en stelt
de duur van de lijfsdwangvast op
180 (honderdtachtig) dagen.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M. van der Nat, mr. A.P.M. van Rijn en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. K. Sarghandoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van dit gerechtshof van 20 oktober 2017.