Uitspraak
Procesgang
Beoordeling van de vordering ex artikel 577c Wetboek van Strafvordering.
Beslissing
de duur van de lijfsdwangvast op
180 (honderdtachtig) dagen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 oktober 2017 uitspraak gedaan in een vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang, ingediend door het openbaar ministerie op basis van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering. De vordering was gericht tegen een veroordeelde, geboren in 1983, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 44.303,-- ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, maar had na gedeeltelijke betaling nog een openstaand bedrag van € 43.203,--. De advocaat-generaal diende op 18 januari 2017 de vordering in, omdat de veroordeelde niet aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan.
Tijdens de behandeling in raadkamer op 20 oktober 2017 was de niet-gemachtigde raadsvrouw van de veroordeelde, mr. L.M. Oldenburg, aanwezig, maar de veroordeelde zelf was niet verschenen. Het hof constateerde dat de veroordeelde niet had voldaan aan de eerdere betalingsverplichting en dat het CJIB geen betalingen meer had ontvangen sinds maart 2016. De veroordeelde had wel toezeggingen gedaan om grote bedragen te betalen, maar deze waren niet nagekomen. Bovendien was de veroordeelde sinds februari 2017 uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen, waardoor zijn verblijfplaats onbekend was.
Het hof oordeelde dat, gezien de omstandigheden en het feit dat de veroordeelde niet was verschenen, niet aannemelijk was dat hij niet in staat was om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. Daarom verleende het hof verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van 180 dagen. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, bestaande uit drie rechters, en werd uitgesproken tijdens de openbare zitting op dezelfde dag.