ECLI:NL:GHAMS:2017:4471

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2017
Publicatiedatum
3 november 2017
Zaaknummer
001234-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang op grond van artikel 577c Wetboek van Strafvordering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 oktober 2017 uitspraak gedaan in een vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang, ingediend door het openbaar ministerie op basis van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering. De vordering was gericht tegen een veroordeelde, geboren in 1983, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 44.303,-- ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, maar had na gedeeltelijke betaling nog een openstaand bedrag van € 43.203,--. De advocaat-generaal diende op 18 januari 2017 de vordering in, omdat de veroordeelde niet aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan.

Tijdens de behandeling in raadkamer op 20 oktober 2017 was de niet-gemachtigde raadsvrouw van de veroordeelde, mr. L.M. Oldenburg, aanwezig, maar de veroordeelde zelf was niet verschenen. Het hof constateerde dat de veroordeelde niet had voldaan aan de eerdere betalingsverplichting en dat het CJIB geen betalingen meer had ontvangen sinds maart 2016. De veroordeelde had wel toezeggingen gedaan om grote bedragen te betalen, maar deze waren niet nagekomen. Bovendien was de veroordeelde sinds februari 2017 uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen, waardoor zijn verblijfplaats onbekend was.

Het hof oordeelde dat, gezien de omstandigheden en het feit dat de veroordeelde niet was verschenen, niet aannemelijk was dat hij niet in staat was om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. Daarom verleende het hof verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van 180 dagen. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, bestaande uit drie rechters, en werd uitgesproken tijdens de openbare zitting op dezelfde dag.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
AV-nummer: 001234-17
Parketnummer: 23-003363-10
Datum uitspraak: 20 oktober 2017
gegeven op de vordering van het openbaar ministerie van, op grond van artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering ingediend tegen de veroordeelde:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedag] 1983,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

Procesgang

Dit gerechtshof heeft bij inmiddels onherroepelijk geworden arrest van 5 augustus 2011 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 44.303,--.
De advocaat-generaal heeft op 18 januari 2017 een vordering 'Verlof tenuitvoerlegging lijfsdwang' ex artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering voor de duur van 180 dagen bij dit gerechtshof ingediend, vanwege het, na gedeeltelijke betaling, nog openstaande bedrag van € 43.203,--.
De vordering is door het hof in raadkamer op 20 oktober 2017 in het openbaar behandeld. Bij de behandeling in raadkamer is de niet-gemachtigde raadsvrouw van de veroordeelde, mr. L.M. Oldenburg, advocaat te Amsterdam, verschenen. De veroordeelde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Beoordeling van de vordering ex artikel 577c Wetboek van Strafvordering.

De advocaat-generaal heeft in raadkamer gepersisteerd bij de vordering.
Het hof stelt vast dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan het arrest waarbij de verplichting is opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en volledig verhaal op grond van de artikelen 574 tot en met 576 van het Wetboek van Strafvordering op diens vermogen niet mogelijk is gebleken.
Het CJIB heeft de veroordeelde schriftelijk gemaand om het bedrag van de ontnemingsmaatregel te voldoen. De veroordeelde heeft tussen juni 2014 en maart 2016 maandelijks een bedrag van € 50,-- betaald. Na 22 maart 2016 heeft het CJIB geen betalingen meer ontvangen. De veroordeelde is zijn toezeggingen om in één keer een groot bedrag (€ 10.000 of € 20.000) te betalen telkens niet nagekomen. Sinds februari 2017 is de veroordeelde uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen en is onbekend waar hij verblijft.
Nu de veroordeelde niet is verschenen, is niet aannemelijk gemaakt dat hij buiten staat is aan de betalingsverplichting te voldoen en ook overigens acht het hof dit nu niet aannemelijk.
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat, op grond van het bepaalde in artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang kan worden verleend.
Het hof zal, gelet op het vorenstaande, op vordering van het openbaar ministerie verlof verlenen tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van 180 dagen.

Beslissing

Het hof wijst de vordering tot verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang toe en stelt
de duur van de lijfsdwangvast op
180 (honderdtachtig) dagen.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. M.M. van der Nat en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. K. Sarghandoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van dit gerechtshof van 20 oktober 2017.