ECLI:NL:GHAMS:2017:471

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2017
Publicatiedatum
20 februari 2017
Zaaknummer
23-003417-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake beschadiging van voertuigen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 2 september 2014 was gewezen. De verdachte, geboren in 1992, was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van twee personenauto's, een Opel Corsa, op 18 mei 2014 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam dan de politierechter. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd, waarbij hij de buitenspiegels van de voertuigen had vernield. De verdachte werd eerder veroordeeld voor strafbare feiten, wat in zijn nadeel werd gewogen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van 420 euro, maar het hof legde in hoger beroep een taakstraf van 20 uren op, subsidiair 10 dagen hechtenis. Daarnaast werden vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht om schadevergoeding te betalen voor de geleden schade. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade die zij hadden geleden als gevolg van zijn handelen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 23-003417-14
datum uitspraak: 17 februari 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 september 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-112655-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1992,
adres: [adres 1] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 mei 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk twee, in elk geval een of meer, personenauto('s) (merk Opel Corsa), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [rechthebbende 1] en/of [rechthebbende 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewijsmiddelen
1.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2014122506-7 van 18 mei 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant] en [opsporingsambtenaar 1] , doorgenummerde pagina’s 2-3.
Dit proces-verhaal houdt voor zover van belang en zakelijk weergegeven in:
Op zondag 18 mei 2014 omstreeks 02:10 uur bevonden wij ons op de Overtoom te Amsterdam. Aldaar kregen wij de opdracht te gaan naar de Allard Piersonstraat ter hoogte van [perceel] alwaar drie mannen een personenauto zouden vernielen. De mannen hadden een negroïde uiterlijk. 1 ervan zou gekleed zijn in een zwarte jas en 1 van de mannen zou een rode jas aan hebben. Onmiddellijk begaven wij ons naar de opgegeven locatie. Wij zagen op de Allard Piersonstraat ter hoogte van [perceel] twee mannen staan die voldeden aan voornoemd signalement. Wij zagen namelijk twee negroïde mannen, waarvan 1 gekleed was in een zwart overhemd en 1 gekleed was in een rood overhemd. Wij hielden de mannen staande en vorderden hun legitimatiebewijs waaraan de mannen voldeden. Wij zagen dat het respectievelijk ging om:
*** [verdachte] ***
geboren op [geboortedag 1] 1992 te [geboorteplaats 1]
[adres 2]
[medeverdachte]
geboren op [geboortedag 2] 1986 te [geboorteplaats 2]
zonder vaste woon of verblijfplaats in den lande.
Hierop hoorden wij portofonisch dat de getuige die de melding had gedaan door een collega aan politiebureau Houtmankade telefonisch was benaderd. Ik, verbalisant [verbalisant] , hoorde dat ik bij de juiste personenauto stond die vernield zou zijn. Wij zagen dat ter hoogte van [perceel] een personenauto van het merk Opel, type Corsa, zwart van kleur en voorzien van het kenteken [kenteken 1] stond geparkeerd. Wij zagen dat beide buitenspiegels van deze auto vernield waren.

2.Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2014122506-1 van 18 mei 2014, in de

wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2]
, doorgenummerde pagina’s 30-32.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
[naam], zakelijk
weergegeven:
Op zondag 18 mei 2014 omstreeks 12:15 uur verscheen mevrouw [naam] op het politiebureau Oud-West. Zij deed aangifte namens de benadeelde [rechthebbende 1] . Zij verklaarde: ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. De auto van mijn neef zou vernield zijn afgelopen nacht. De auto van mijn neef is een Opel Corsa, zwart van kleur en voorzien van het kenteken [kenteken 1] . De auto staat geparkeerd in de Allard Piersonstraat te Amsterdam. U toont mij een aantal foto’s van een zwarte Opel Corsa. Ik herken deze auto als de auto van mijn neef. Ik zie dat het kenteken overeen komt.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2014122506-10 van 18 mei 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 2] en [opsporingsambtenaar 3] , doorgenummerde pagina’s 26-37.
Dit proces-verhaal houdt voor zover van belang en zakelijk weergegeven in:
Op 18 mei 2014 omstreeks 12:45 uur hebben wij een onderzoek ingesteld. Ik, verbalisant [opsporingsambtenaar 3] , ben naar de Allard Piersonstraat te Amsterdam gereden om te kijken naar de schade van de Opel Corsa welke afgelopen nacht vernield was. Ik zag dat in het eerste visgraatparkeervak een zwartkleurige Opel Corsa stond. Deze Opel was voorzien van kenteken [kenteken 1] . Ik zag dat zowel de rechter spiegel als de linker spiegel van deze auto omgeklapt waren naar voren toe. Tevens zag ik dat bij beide spiegels in het glas een ster zat. Ik zag aan de andere zijde van de rijbaan een roodkleurige Opel Astra staan. Deze Opel was voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Ik zag dat bij deze Opel zowel de rechter spiegel als de linker spiegel aan de bedrading naar beneden hing. Ik zag dat beide spiegels beschadigd waren.
4.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2014122506-18 van 19 mei 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] , doorgenummerde pagina’s 38-39.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
[rechthebbende 2], zakelijk weergegeven:
Ik wil aangifte doen van vernieling van mijn auto. Op 18 mei 2014 omstreeks 1.30 uur heb ik mijn auto geparkeerd op de Allard Piersonstraat ter hoogte van [perceel] . Ik had mijn auto in goede orde achtergelaten. Ik ben bij mijn auto, voorzien van kenteken [kenteken 2] , gaan kijken. Ik zag dat beide buitenspiegels kapot waren en aan de bedrading langs de auto hingen. Ik zag dat het glas van de spiegels gebroken was.
5.
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2014122506-11 van 18 mei 2014,
in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4]
doorgenummerde pagina’s 43-44.
Dit proces-verhaal houdt onder meer in als verklaring van
[getuige 1] ,zakelijk weergegeven:
Ik ben vannacht getuige geweest van een vernieling van twee auto’s. Ik zag dat op ongeveer vijf tot tien meter afstand een tweetal negroïde personen stonden. Ik zag dat de wat langere man een zwarte jas of overhemd aan had. Ik zag dat de kleinere van de 2 een rood jasje of trui aan had. Ik zag dat de jongen met het zwart aan bij 2 auto’s de spiegels kapot trapte. Dit waren een rode en een zwarte Opel. Ik zag dat zij later beiden door de politie werden aangehouden.
6.
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2014122506-16 van 18 mei 2014,
in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4]
doorgenummerde pagina’s 47-48.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
[getuige 2], zakelijk weergegeven:
Ik ben vannacht getuige geweest van een vernieling. Ik woon op [adres 3] . Ik werd wakker en keek uit mijn raam en zag negroïde jongens. De tweede persoon begon twee auto’s te vernielen. Ik zag dat hij van een zwarte en een rode auto de spiegels trapte. Ik heb daarop de politie gebeld. Ik zag dat de politie kwam en dat er twee jongens werden aangehouden. Daarbij was de jongen die de vernieling pleegde. Deze was in het donker gekleed.

7.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2014122506-17 van 18 mei 2014, in

de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4]
doorgenummerde pagina’s 40-42.
Dit proces-verhaal houdt voor zover van belang en zakelijk weergegeven in:
Op vrijdag 18 mei 2014 heb ik een onderzoek ingesteld. Hierbij heb ik foto’s genomen van de kleding van de verdachten. Hierbij heb ik een foto genomen van het zwarte joggingvest van het merk Adidas van de verdachte [verdachte]. Tevens heb ik een foto genomen van het rode poloshirt van de verdachte [medeverdachte] .
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 mei 2014 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk twee personenauto's (merk Opel) toebehorende aan [rechthebbende 1] en [rechthebbende 2] heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van 420,- euro, subsidiair 8 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot 20 uren taakstraf, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft twee auto’s beschadigd door de buitenspiegels van die auto’s kapot te trappen. Dit getuigt van een volstrekt gebrek aan respect voor andermans eigendommen. Het hof rekent dit de verdachte aan. Blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 januari 2017 is hij bovendien eerder voor strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in zijn nadeel.
Het hof acht gelet op de beperkte draagkracht van de verdachte, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [rechthebbende 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 217,80. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [rechthebbende 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.540,08. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden in de vorm van taxatiekosten en kosten voor het vervangen van het linker spiegelglas en de noodreparatie, tot een bedrag van € 213,08. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat niet zonder meer kan worden vastgesteld of de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde rechtstreekse schade heeft geleden en dat behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [rechthebbende 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [rechthebbende 2] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 217,80 (tweehonderdzeventien euro en tachtig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [rechthebbende 2] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 217,80 (tweehonderdzeventien euro en tachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [rechthebbende 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [rechthebbende 1] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€213,08 (tweehonderddertien euro en acht cent)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [rechthebbende 1] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€213,08 (tweehonderddertien euro en acht cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. M.J.A. Duker en mr. C. Laukens, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 februari 2017.
mr. C. Laukens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.