ECLI:NL:GHAMS:2017:4789

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
23-004610-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, geweld en poging tot afpersing

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor de voortgezette handeling van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en geweld, alsook poging tot afpersing. De feiten vonden plaats op 2 en 3 april 2014, waarbij de verdachte samen met anderen een 19-jarige man heeft beroofd van zijn vrijheid en hem heeft mishandeld. De verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer gedwongen om zich te ontkleden, hem bedreigd met geweld en hem in de auto van Amsterdam naar Zwolle meegenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet met voorbedachte rade heeft gehandeld, maar heeft wel de andere tenlasteleggingen bewezen verklaard. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 27 maanden gevangenisstraf, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder behandeling bij een forensische zorginstelling en toezicht door de reclassering. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 3.000,00 voor immateriële schade. Het hof heeft de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gelast, omdat de verdachte zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt tijdens de proeftijd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004610-15
datum uitspraak: 21 november 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 november 2015 in de strafzaak onder de parketnummers
13-654078-14 en 07-063450-12 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 november 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 2 april 2014 en/of 3 april 2014 te Amsterdam en/of Zwolle en/of Laren, in elk geval Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, en/of [slachtoffer] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met dat opzet):
- die [slachtoffer] vastgepakt en/of mee getrokken en/of
- die [slachtoffer] in de auto vanaf Amsterdam meegenomen naar een woning in Zwolle en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij een vuile hond was en/of dat hij het geld moest regelen en/of
- in het bijzijn van die [slachtoffer] gezegd dat de kogel voor hem, [slachtoffer], bewaard moest worden en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij een kankerhomo was en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij zijn iPhone en/of zijn paspoort moest afgeven en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij zijn blouse en broek uit moest doen en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en/of op de grond moest gaan liggen en/of
- die [slachtoffer] op de neus en/of in het gezicht en/of tegen de nek, in elk geval op/tegen het lichaam geslagen en/of getrapt en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze zijn vinger eraf gingen halen en/of
- een waterpomptang op de duim van die [slachtoffer] gezet en/of aangeknepen en/of
- met een hamer en/of (de botte kant van) een mes die [slachtoffer] op de knieën geslagen en/of
- een vuilniszak over zijn, [slachtoffer] hoofd gedaan en/of
- de handen en/of de nek van die [slachtoffer] vastgebonden met elektriciteitsdraden en/of
- een hakmes op de keel van die [slachtoffer] gezet toen die [slachtoffer] de woning uit wilde lopen en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat het mes zou worden doorgedrukt als [slachtoffer] niet zou betalen en/of
- die [slachtoffer] gedwongen een schuldbekentenis te schrijven en/of
- die [slachtoffer] (wederom) met een jas over zich heen in de auto meegenomen;
en/of
hij op of omstreeks 2 april 2014 en/of 3 april 2014 te Amsterdam en/of Zwolle en/of Laren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) (van 4000 euro en/of 1000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of een of meer anderen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer], heeft vastgepakt en/of mee getrokken en/of
- die [slachtoffer], in de auto vanaf Amsterdam heeft meegenomen naar een woning in Zwolle en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij een vuile hond was en/of dat hij het geld moest regelen en/of
- in het bijzijn van die [slachtoffer] heeft gezegd dat de kogel voor hem, [slachtoffer], bewaard moest worden en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij een kankerhomo was en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij zijn iPhone en/of zijn paspoort moest afgeven en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij zijn blouse en broek uit moest doen en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en/of op de grond moest gaan liggen en/of
- die [slachtoffer] op de neus en/of in het gezicht en/of tegen de nek, in elk geval op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of getrapt en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze zijn vinger eraf gingen halen en/of
- een waterpomptang op de duim van die [slachtoffer] heeft gezet en/of aangeknepen en/of
- met een hamer en/of (de botte kant van) een mes die [slachtoffer] op de knieën heeft geslagen en/of
- een vuilniszak over zijn, [slachtoffer] hoofd heeft gedaan en/of
- de handen en/of de nek van die [slachtoffer] heeft vastgebonden met elektriciteitsdraden en/of
- een hakmes op de keel van die [slachtoffer] heeft gezet toen die [slachtoffer] de woning uit wilde lopen en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat het mes zou worden doorgedrukt als [slachtoffer] niet zou betalen en/of
- die [slachtoffer] heeft gedwongen een schuldbekentenis te schrijven en/of
- die [slachtoffer] (wederom) met een jas over zich heen in de auto meegenomen;
2:
hij op of omstreeks 2 april 2014 en/of 3 april 2014 in Amsterdam en/of Zwolle en/of Laren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend een persoon, [slachtoffer], opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg:
- tegen die [slachtoffer], heeft gezegd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en/of op de grond moest gaan liggen en/of
- die [slachtoffer], op de neus en/of in het gezicht en/of tegen de nek, in elk geval op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of getrapt en/of
- een waterpomptang op de duim van die [slachtoffer] heeft gezet en/of aangeknepen en/of
- met een hamer en/of (de botte kant van) een mes die [slachtoffer] op de knieën heeft geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] pijn en/of letsel (een gezwollen knie en/of een wond op de knie en/of een bloedneus en/of een kneuzing en/of blauwe plek op de duim) heeft bekomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van voorbedachte rade

Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, zoals onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 A:
hij op 2 april 2014 en/of 3 april 2014 te Amsterdam en/of Zwolle en/of Laren tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet
- [slachtoffer] in de auto vanaf Amsterdam meegenomen naar een woning in Zwolle, en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij zijn blouse en broek uit moest doen, en
- een vuilniszak over zijn hoofd gedaan, en
- de handen en de nek van [slachtoffer] vastgebonden met elektriciteitsdraden, en
- [slachtoffer] met een jas over zich heen in de auto meegenomen.
1 B:
hij op 2 april 2014 en/of 3 april 2014 te Amsterdam en/of Zwolle en/of Laren tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer] door geweld of enige andere feitelijkheid en door bedreiging met geweld, gericht tegen die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen of te dulden, immers hebben verdachte en zijn mededaders
- [slachtoffer] in de auto vanaf Amsterdam meegenomen naar een woning in Zwolle,
- tegen [slachtoffer] gezegd dat hij het geld moest regelen,
- in het bijzijn van [slachtoffer] gezegd dat de kogel voor hem bewaard moest worden,
- tegen [slachtoffer] gezegd dat hij zijn blouse en broek uit moest doen,
- tegen [slachtoffer] gezegd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en op de grond moest gaan liggen,
- [slachtoffer] op de neus en in het gezicht en tegen de nek geslagen en/of getrapt,
- die [slachtoffer] gezegd dat ze zijn vinger eraf gingen halen,
- een waterpomptang op de duim van [slachtoffer] gezet en aangeknepen,
- met een hamer en de botte kant van een mes [slachtoffer] op de knieën geslagen,
- een vuilniszak over zijn hoofd gedaan,
- de handen en de nek van [slachtoffer] vastgebonden met elektriciteitsdraden,
- een hakmes op de keel van [slachtoffer] gezet,
- tegen [slachtoffer] gezegd dat het mes zou worden doorgedrukt als [slachtoffer] niet zou betalen,
- [slachtoffer] gedwongen een schuldbekentenis te schrijven, en
- [slachtoffer] met een jas over zich heen in de auto meegenomen;
en
hij op 2 april 2014 en/of 3 april 2014 te Amsterdam en/of Zwolle en/of Laren tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer]:
- [slachtoffer] in de auto vanaf Amsterdam heeft meegenomen naar een woning in Zwolle,
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij het geld moest regelen,
- in het bijzijn van [slachtoffer] heeft gezegd dat de kogel voor hem bewaard moest worden,
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij zijn blouse en broek uit moest doen,
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en op de grond moest gaan liggen,
- [slachtoffer] op de neus en in het gezicht en tegen de nek heeft geslagen en/of getrapt,
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat ze zijn vinger eraf gingen halen,
- een waterpomptang op de duim van [slachtoffer] heeft gezet en aangeknepen,
- met een hamer en de botte kant van een mes [slachtoffer] op de knieën heeft geslagen,
- een vuilniszak over zijn hoofd heeft gedaan,
- de handen en de nek van [slachtoffer] heeft vastgebonden met elektriciteitsdraden,
- een hakmes op de keel van [slachtoffer] heeft gezet,
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat het mes zou worden doorgedrukt als [slachtoffer] niet zou betalen en
- [slachtoffer] heeft gedwongen een schuldbekentenis te schrijven.
2:
hij op 2 april 2014 en/of 3 april 2014 in Zwolle tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk mishandelend [slachtoffer]:
- op de neus en in het gezicht heeft geslagen en tegen het lichaam heeft getrapt en
- een waterpomptang op de duim van [slachtoffer] heeft gezet en heeft aangeknepen en
- met een hamer en de botte kant van een mes [slachtoffer] op de knieën heeft geslagen
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] pijn en letsel heeft bekomen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
de voortgezette handeling van
(1)
van medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden,
en
medeplegen van een ander door geweld en enige andere feitelijkheid en bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen en te dulden,
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
(2)
medeplegen van mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder algemene en bijzondere voorwaarden, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de feiten onder feit 1 en feit 2, met uitzondering van de voorbedachte raad bij feit 2, ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder algemene en bijzondere voorwaarden, met aftrek van het voorarrest.
De verdachte en de raadsman hebben aangevoerd dat de verdachte sinds het onderhavige voorval niet meer in aanraking met justitie is geweest en dat een gevangenisstraf waarschijnlijk zou meebrengen dat de vrouw van de verdachte, die zelf geen betaald werk heeft en huisvader is, moet stoppen met haar werk teneinde op hun twee jonge kinderen te kunnen passen. Gelet daarop zouden passend zijn een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden behandeling bij De Tender en begeleiding door de reclassering.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met anderen een 19-jarige man, vanwege een financieel geschil, van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden, gekneveld, bedreigd en mishandeld. Het slachtoffer is vernederd (hij moest zich deels ontkleden en op de grond gaan liggen, waarna hij gekneveld werd; hiervan werden vervolgens opnamen gemaakt), sadistisch behandeld, (het dreigement dat de vinger van het slachtoffer zou worden afgeknipt, werd letterlijk en figuurlijk kracht bijgezet doordat een waterpomptang op een van zijn duimen werd gezet, waarna die tang werd dichtgeknepen) en met een hamer en de botte zijde van een mes tegen een knie geslagen. Uiteindelijk is het slachtoffer in Laren uit de auto gezet, waar hij ontredderd werd aangetroffen met een stuk elektriciteitsdraad waarmee hij was vastgebonden nog om zijn pols.
Aldus hebben de verdachte en zijn medeverdachten op volstrekt ontoelaatbare en grensoverschrijdende wijze het recht in eigen hand genomen, zonder in enige mate rekening te houden met de gevolgen voor het slachtoffer. Daar komt bij dat de ten laste gelegde feiten (grotendeels) zijn gepleegd in de auto en de woning van de verdachte, waardoor zijn rol bij deze feiten extra kwalijk is. In het nadeel van de verdachte weegt tevens de omstandigheid dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 oktober 2017 eerder onherroepelijk is veroordeeld, waaronder voor geweld gerelateerde feiten.
Gelet op het voorgaande is slechts een forse vrijheidsbenemende straf passend en geboden en kan niet worden volstaan met de door de verdediging bepleite afdoening. Dat een gevangenisstraf voor de thuissituatie problematisch is, moge zo zijn, maar wordt door het hof niet in strafmatigende zin meegewogen; deze omstandigheid had de verdachte er temeer van moeten weerhouden de ten laste gelegde feiten te plegen.
Het hof acht evenwel een lagere gevangenisstraf passend en geboden dan door de rechtbank is opgelegd en dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Een deel van deze gevangenisstraf zal het hof voorwaardelijk opleggen, nu het hof de door de reclassering geadviseerde behandeling en begeleiding van de verdachte noodzakelijk acht; het hof zal deze als bijzondere voorwaarden opleggen.
In hoger beroep is de redelijke termijn overschreden met negen dagen. Gelet op de geringe mate van overschrijding volstaat het hof met de constatering hiervan.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 5.267,10, bestaande uit € 267,10 aan materiële schade en € 5.000 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 1.000 aan immateriële schade.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen onder hoofdelijke aansprakelijkheid. Het hof schat de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid op
€ 3.000, waarbij in het bijzonder is gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
Voor het overige levert de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op, waarbij het hof ten aanzien van de materiële schade overweegt dat niet duidelijk is of het paspoort en de iPhone aan de verdachte zijn geretourneerd. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 56, 63, 282, 284, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 15 januari 2013, met het parketnummer 07-063450-12, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering in haar geheel ten uitvoer wordt gelegd.
De raadsman heeft verzocht de vordering toe te wijzen en de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf worden gelast. Het hof gaat hiertoe ook over en ziet geen aanleiding tot omzetting van de straf in een taakstraf.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat
een deel van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen twee dagen na invrijheidsstelling volgend op de tenuitvoerlegging van de bij dit arrest opgelegde vrijheidsstraf, tussen 09.00 en 12.00 uur meldt bij de Reclassering Nederland, [adres 2] en dat hij zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt bij De Tender, forensische poli- en dagkliniek, of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling of de reclassering aan te geven, teneinde zich te laten behandelen indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft aan de instelling en de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een grote klauwhamer (beslagnummer 4734067);
- een machete (beslagnummer 4734072);
- een lampenkap (beslagnummer 4734077);
- een Apple IPhone S5 (beslagnummer 4733880).
Gelast, voor zover nog niet geschied, de
teruggaveaan [slachtoffer] van de in beslag genomen IPhone 5, (beslagnummer 4733904).
Gelast de
teruggaveaan M.A. Abdoel van de in beslag genomen Zaktelefoon Samsung (beslagnummer 4734083).
Verklaart
verbeurd:
- een waterpomptang (beslagnummer 4734071);
- een schrift (beslagnummer 4734055);
- een hakmes (beslagnummer 4734060);
- kleine klauwhamer (beslagnummer 4734066).
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.000,00 (drieduizend euro) ter zake immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dat der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.000,00 (drieduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 3 april 2014.
Wijst
toe de vorderingvan de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 11 april 2014, strekkende tot
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter uit de rechtbank Midden-Nederland van 15 januari 2013, parketnummer 07-063450-12, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Ruige, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van
S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 november 2017.