Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 22 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] eenmaal of meermalen (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of de hals/nek en/of de arm(en) en/of de/het be(e)n(en) en/of de borst en/of de buik, in elk geval in het lichaam, gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
hij op of omstreeks 22 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 2] eenmaal of meermalen (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, in elk geval in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden;
hij op of omstreeks 22 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] eenmaal of meermalen (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, in elk geval in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 22 juli 2014 te Amsterdam, een wapen van categorie 1, onder 1, te weten een stiletto voorhanden heeft gehad.
Vonnis waarvan beroep
Bewijsoverwegingen feit 1
[slachtoffer 1] is kort daarna in het ziekenhuis aan haar verwondingen overleden. Zij bleek 25 tot 27 keer te zijn gestoken of gesneden, onder meer in haar hals, borst en buik.
De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar behoeft de rechter er niet van te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat.
Hoewel er met betrekking tot de situatie tussen het eerste en tweede steekmoment en de situatie tussen het tweede en derde steekmoment aanwijzingen zijn dat de verdachte zich heeft kunnen beraden op het door hem te nemen of genomen besluit – zoals de verstreken tijd tussen de onderscheiden steekmomenten en de omstandigheid dat de verdachte rustig en kalm op een aantal getuigen overkwam – acht het hof deze ontoereikend om tot een bewezenverklaring van voorbedachten rade te komen, gelet op de eveneens aanwezige contra-indicaties waaraan het hof een zwaarder gewicht toekent. Deze contra-indicaties zijn de volgende. Het hof acht het allereerst aannemelijk dat de aanleiding voor het gewelddadige handelen van de verdachte was gelegen in een ruzie die zich, voor de verdachte, in de relationele sfeer bevond. Op grond hiervan is het zeer wel mogelijk dat de verdachte heeft gehandeld vanuit een plotselinge hevige drift. Daarnaast hebben de geweldshandelingen zich betrekkelijk kort na elkaar afgespeeld en vormt het feit dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstond eveneens een sterke contra-indicatie. Tot slot kan uit meerdere getuigenverklaringen een hevige gemoedsopwelling dan wel drift worden afgeleid. Zo leek de verdachte ‘bezeten door de duivel’, had hij ‘een waas voor zijn ogen’, stond hij ‘als een Jack the Ripper te steken’ en was hij ‘agressief’. Daarbij komt voorts nog dat niet kan worden uitgesloten dat het fatale letsel al in de woning aan [slachtoffer 1] is toegebracht.
Dit alles leidt tot de slotsom dat het ten laste gelegde bestanddeel ‘met voorbedachten rade’ niet kan worden bewezen, zodat de verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde moord op [slachtoffer 1]. Het hof acht de ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverwegingen feit 2
Bewezenverklaring
hij op 22 juli 2014 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen met kracht met een mes in de hals/nek en de borst en de buik gestoken en gesneden, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
hij op 22 juli 2014 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] meermalen met een mes in de rug heeft gestoken;
hij op 22 juli 2014 te Amsterdam, een wapen van categorie 1, onder 1, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad.
bijlage Ibij dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en maatregel
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
- letsel heeft opgelopen waarvoor medisch ingrijpen, in de vorm van hechtingen, noodzakelijk was en waarvan hij enige weken heeft moeten herstellen;
- gedurende enige tijd in onzekerheid heeft verkeerd over eventuele besmetting en een hepatitis B-kuur heeft moeten volgen;
- last heeft (gehad) van herbelevingen en slaapproblemen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) jaren.
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
teruggaveaan Gemeente Diemen van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
€ 1.528,47 (duizend vijfhonderdachtentwintig euro en zevenenveertig cent) bestaande uit € 228,47 (tweehonderdachtentwintig euro en zevenenveertig cent) materiële schade en € 1.300,00 (duizend driehonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 1.528,47 (duizend vijfhonderdachtentwintig euro en zevenenveertig cent) bestaande uit € 228,47 (tweehonderdachtentwintig euro en zevenenveertig cent) materiële schade en € 1.300,00 (duizend driehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.