ECLI:NL:GHAMS:2017:674

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2017
Publicatiedatum
8 maart 2017
Zaaknummer
23-004725-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in een winkeldiefstalzaak met bewijs- en strafmaat overwegingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 24 november 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1966, werd beschuldigd van winkeldiefstal, gepleegd op 23 september 2015 in Nieuw-Vennep. De tenlastelegging omvatte zowel een primair als een subsidiair verwijt van diefstal. De verdachte heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit, stellende dat zij niets had weggenomen en dat de situatie niet overeenkwam met de werkelijkheid. Het hof heeft echter de aangifte en getuigenverklaringen als consistent en betrouwbaar beoordeeld, en het verweer van de verdachte verworpen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening artikelen heeft weggenomen uit een winkel, en heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal. De politierechter had eerder een gevangenisstraf opgelegd, maar het hof heeft besloten om in plaats daarvan een geldboete van €600 en 12 dagen hechtenis op te leggen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Het hof heeft de ernst van het feit en de recidive van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

parketnummer: 23-004725-15
datum uitspraak: 7 maart 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 november 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-193166-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
21 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen genoemd vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
zij op of omstreeks 23 september 2015 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, in/uit een winkel gevestigd op/aan [adres 2] aldaar, een of meer artikelen (waaronder kant- en klaarmaaltijden), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [rechthebbende] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair:
zij op of omstreeks 23 september 2015 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meer artikelen (waaronder kant- en klaarmaaltijden), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [rechthebbende] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, naar het/de schap(pen) is toegelopen waar dat/deze goederen zich bevonden en/of (vervolgens) heeft zij, verdachte, die/deze goederen gepakt en/of in haar -verdachtes- tas gestopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt.

Bewijsoverweging

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit.
Zij heeft aangevoerd dat zij niets heeft weggenomen; de in de bewijsmiddelen beschreven situatie is niet in overeenstemming is met hoe het in feite is gegaan. De verdachte heeft de gebeurtenissen als volgt beschreven.
Nadat zij haar boodschappen in de winkel in een mandje had gedaan heeft zij deze op de band bij de kassa ter betaling aangeboden. Terwijl de kassamedewerker de boodschappen aan het scannen was en de verdachte met een biljet van vijftig euro in de hand klaar stond om te betalen, vroeg een winkelmedewerker of hij in de schoudertas van de verdachte mocht kijken. Zij was daarover dermate verbolgen dat zij de boodschappen op de kassaband achterliet en in de richting de uitgang is gelopen.
Toen is zij aangehouden.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daaromtrent het volgende.
De aangifte van [aangever] en de getuigenverklaring van [getuige] komen op essentiële onderdelen overeen. De verklaringen van beide getuigen zijn bovendien consistent en kunnen betrouwbaar worden geacht. Het door de verdachte aangevoerde scenario wijkt daarvan zodanig af en wordt niet gesteund door enig ander bewijsmiddel in het dossier, dat het hof dit scenario als onaannemelijk terzijde schuift.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
primairten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 23 september 2015 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, in een winkel gevestigd aan de [adres 2] aldaar, artikelen waaronder kant- en klaar maaltijden, toebehorende aan [rechthebbende].
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder primair bewezen verklaarde veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf, waarvan één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte tot dezelfde straf zal worden veroordeeld.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte heeft door zo te handelen het eigendomsrecht van de betreffende winkel geschonden. Het betreffende bedrijf is tevens overlast bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 februari 2017 is zij eerder wegens diefstal onherroepelijk veroordeeld.
Hoewel de ernst van het feit in samenhang met de omstandigheid dat sprake is van recidive zonder meer de door de politierechter opgelegde straf rechtvaardigt, ziet het hof in de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aanleiding nu af te zien van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24a, 24c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 600 (zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetekan worden voldaan in
12 (twaalf) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 50 (vijftig euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. W.M.C. Tilleman en mr. N.A. Schimmel, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 maart 2017.
[…]