ECLI:NL:GHAMS:2017:964

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2017
Publicatiedatum
24 maart 2017
Zaaknummer
200.196.198/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onderbewindstelling van goederen wegens geestelijke toestand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [rechthebbende] tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarbij zijn goederen onder bewind zijn gesteld. De rechtbank had geoordeeld dat [rechthebbende] als gevolg van zijn geestelijke toestand niet in staat was om zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Het hof heeft de zaak behandeld op 18 januari 2017, waarbij [rechthebbende] en zijn advocaat aanwezig waren, evenals de bewindvoerder. Het hof heeft informatie opgevraagd bij de psychiater J. Neeleman, die heeft verklaard dat [rechthebbende] psychotisch is en lijdt aan een paranoïde waan. Deze waan is therapieresistent gebleken en [rechthebbende] weigert medicatie. Het hof overweegt dat, gezien de geestelijke toestand van [rechthebbende] en de financiële problemen die zijn ontstaan na het stopzetten van het beheer door Mentrum, de gronden voor onderbewindstelling aanwezig zijn. Het hof wijst het verzoek van [rechthebbende] tot vernietiging van de bestreden beschikking af en bekrachtigt de beslissing van de rechtbank. De uitspraak is gedaan op 21 maart 2017 door het Gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 21 maart 2017
Zaaknummer: 200.196.198/01
Zaaknummer eerste aanleg: 4940280 EB VERZ 16-5533
in de zaak in hoger beroep van:
[rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. E. Tuzkapan te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant wordt hierna [rechthebbende] genoemd.
1.2.
[rechthebbende] is op 21 juli 2016 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 21 april 2016 van de rechtbank Amsterdam, sectie kanton - locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter), met zaaknummer 4940280 EB VERZ 16-5533.
1.3.
De zaak is op 18 januari 2017 ter terechtzitting behandeld.
1.4.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- [rechthebbende] , bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [X] h.o.d.n. [Y bewindvoering] (hierna: de bewindvoerder).
1.5.
De hoofdadvocaat-generaal is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.6.
Zoals ter zitting besproken heeft het hof de heer J. Neeleman, psychiater verbonden aan Mentrum te Amsterdam, bij brief van 20 januari 2017 verzocht de volgende vragen schriftelijk te beantwoorden:
  • Wanneer heeft u de heer [rechthebbende] voor het laatst gezien?
  • Wanneer heeft het ACT3 team voor het laatst contact met de heer [rechthebbende] gehad?
  • Zijn er bij Mentrum / het ACT3 team het afgelopen half jaar signalen over de heer [rechthebbende] binnengekomen?
  • Wat is de huidige geestelijke toestand van de heer [rechthebbende] ?
Op 9 februari 2017 is een schriftelijke reactie van de heer Neeleman ingekomen.
1.7.
Het hof heeft (de advocaat van) [rechthebbende] bij brief van 14 februari 2017 een afschrift van het schrijven van de heer Neeleman toegezonden en hem in de gelegenheid gesteld hier schriftelijk op te reageren.
Op 21 februari 2017 is een schriftelijke reactie van (de advocaat van) [rechthebbende] ingekomen.
2. De feiten
2.1.
[rechthebbende] is [in] 1959 te [geboorteplaats] (Turkije) geboren.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter op het daartoe strekkende verzoek van [rechthebbende] de goederen die aan hem (zullen) toebehoren onder bewind gesteld wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand en verkwisting of het hebben van problematische schulden, met benoeming van [X] h.o.d.n. [Y bewindvoering] tot bewindvoerder.
3.2.
[rechthebbende] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek af te wijzen.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Ter beoordeling aan het hof ligt voor of de gronden voor onderbewindstelling van de goederen die (zullen) toebehoren aan [rechthebbende] aanwezig zijn.
4.2.
Ingevolge artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek kan de kantonrechter, indien een meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel verkwisting of het hebben van problematische schulden, een bewind instellen over één of meer van de goederen, die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
4.3.
[rechthebbende] stelt dat de onderbewindstelling niet noodzakelijk is. Hij was weliswaar formeel verzoeker in eerste aanleg, maar hij heeft niet begrepen dat hij destijds een verzoek tot onderbewindstelling ondertekende. Hij dacht dat hij zou worden geholpen met een uitkering en een woning. De gevolgen van een onderbewindstelling heeft hij niet kunnen overzien. Hoewel er een aantal schulden is, is er geen sprake van problematische schulden of verkwisting. De schulden zijn inmiddels grotendeels geregeld of voldaan. Onderbewindstelling is volgens [rechthebbende] een disproportioneel middel, omdat zijn problemen ook verholpen kunnen worden door bijvoorbeeld het aanvragen van een schuldhulpverleningstraject. Er is ook geen sprake van een lichamelijke of geestelijke toestand die een onderbewindstelling rechtvaardigt. [rechthebbende] is onder behandeling geweest van Mentrum en wordt thans één keer per maand door Mentrum gezien. Mentrum is kennelijk niet van mening dat zijn toestand dusdanig is dat opname noodzakelijk wordt geacht, aldus [rechthebbende] .
4.4.
De bewindvoerder is van mening dat de gronden voor onderbewindstelling van [rechthebbende] aanwezig zijn. De financiën van [rechthebbende] werden in het verleden beheerd door Mentrum. Omdat financieel beheer niet de expertise van Mentrum is, is in overleg met [rechthebbende] en zijn toenmalige advocaat het verzoek tot onderbewindstelling gedaan. In de periode tussen indiening van het verzoek en het uitspreken van de onderbewindstelling heeft [rechthebbende] zijn financiën zelfstandig beheerd. Als gevolg hiervan zijn betalingsachterstanden, waaronder een huurachterstand, ontstaan. De uitgaven van [rechthebbende] zijn hoger dan zijn inkomsten, waardoor er schulden zullen blijven ontstaan. Er dient volgens de bewindvoerder hoe dan ook toezicht op de financiën van [rechthebbende] te zijn. [rechthebbende] kan niet deelnemen aan een schuldhulpverleningstraject, omdat de voor de aanmelding vereiste echtscheidingspapieren ontbreken. Bovendien neemt een dergelijk traject de oorzaak van de problemen van [rechthebbende] niet weg. De bewindvoerder heeft contact gehad met een psychiater en een psychiatrisch verpleegkundige van Mentrum. Beiden hebben aangegeven zich ernstige zorgen over [rechthebbende] te maken en zijn van mening dat de onderbewindstelling dient te worden gehandhaafd.
4.5.
Het hof overweegt als volgt.
[rechthebbende] is in het verleden onder behandeling bij Mentrum geweest en ook zijn financiën werden door Mentrum beheerd. Nadat Mentrum na de indiening van het verzoek tot onderbewindstelling met het beheer van de financiën stopte en [rechthebbende] hier zelf verantwoordelijk voor werd, heeft hij schulden, waaronder een huurachterstand, laten ontstaan. De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard door de sociale dienst te zijn benaderd, omdat [rechthebbende] zich bij de gemeente had uitgeschreven. Het hof acht dit een zorgelijke ontwikkeling, omdat de uitschrijving tot gevolg heeft dat de uitkering van [rechthebbende] zal eindigen. Tevens heeft de bewindvoerder ter zitting verklaard dat de (voormalige), aan Mentrum verbonden psychiater van [rechthebbende] , de heer J. Neeleman, bereid zou zijn om over de geestelijke toestand van [rechthebbende] te verklaren. Gelet hierop heeft het hof de heer Neeleman bij brief van 20 januari 2017 verzocht de hierboven onder 1.6 vermelde vragen schriftelijk te beantwoorden. Uit de reactie van de heer Neeleman blijkt dat hij [rechthebbende] voor het laatst heeft gezien tijdens een huisbezoek op 4 januari 2017. Volgens de heer Neeleman is [rechthebbende] psychotisch en volledig in de ban van een paranoïde waan. Deze waan is gedurende een eerdere BOPZ-opname therapieresistent gebleken. Ook heeft hij geen ziektebesef en weigert hij medicatie, aldus de heer Neeleman.
Gelet op deze verklaring van de psychiater in samenhang met de omstandigheden dat [rechthebbende] schulden heeft laten ontstaan nadat Mentrum was gestopt met het beheer van zijn financiën en hij hier zelf verantwoordelijk voor was alsmede dat hij zich bij de gemeente heeft uitgeschreven, met alle mogelijke financiële gevolgen van dien, is het hof van oordeel dat [rechthebbende] als gevolg van zijn geestelijke toestand niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Dat [rechthebbende] zich weer bij de gemeente heeft ingeschreven, zoals hij ter zitting heeft verklaard, maakt dit oordeel niet anders. Hetzelfde geldt voor de stelling van (de advocaat van) [rechthebbende] , opgenomen in het hierboven onder 1.7 vermelde schrijven, dat door de heer Neeleman geen verband wordt gelegd tussen de beschreven waan van [rechthebbende] en enige financiële aangelegenheid of noodzaak tot onderbewindstelling.
Nu de gronden voor onderbewindstelling van de goederen die (zullen) toebehoren aan [rechthebbende] aanwezig zijn, zal zijn verzoek in hoger beroep worden afgewezen en de bestreden beschikking worden bekrachtigd.
4.6.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. R.G. Kemmers en mr. M. Meerman-Padt in tegenwoordigheid van mr. A. Paats als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2017.