ECLI:NL:GHAMS:2018:1007

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2018
Publicatiedatum
28 maart 2018
Zaaknummer
001627-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding uit 's Rijks kas in het kader van rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek is ingediend door een rechtspersoon, vertegenwoordigd door mr. O.O. van der Lee, en betreft een schadevergoeding uit 's Rijks kas voor kosten van rechtsbijstand in een strafzaak met parketnummer 23-002581-10. De verzoeker heeft een totaalbedrag van € 25.636,14 aan kosten voor rechtsbijstand verzocht, evenals € 550,00 voor de kosten van de verzoekschriftprocedure. Het hof heeft vastgesteld dat het verzoekschrift tijdig en op de juiste wijze is ingediend. Tijdens de behandeling in raadkamer is gebleken dat de P&I Club de kosten van rechtsbijstand heeft voorgeschoten, en dat er een eigen risico van US $10.000,00 in rekening wordt gebracht per schade-incident. Door de lange duur van de strafprocedure en de complexiteit van de kostenberekening, was het niet mogelijk om een exacte schadepost vast te stellen. Het hof heeft echter geconstateerd dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om een gedeelte van het oorspronkelijk verzochte bedrag toe te kennen. Uiteindelijk heeft het hof besloten om een schadevergoeding van € 20.550,00 toe te kennen, bestaande uit € 20.000,00 voor de rechtsbijstandkosten en € 550,00 voor de kosten van de verzoekschriftprocedure. Het overige verzoek is afgewezen. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer: 001627-16 (591a Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-002581-10
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
gevestigd op het adres [adres 1]
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. O.O. van der Lee, [adres 2].

1.Inhoud van de verzoeken

Het verzoekschrift strekt tot het toekennen van een vergoeding uit ’s Rijks kas ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 25.636,14;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,00.

2.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 27 september 2016 ingekomen.
Op 20 juni 2017 heeft de advocaat-generaal schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Blijkens het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden raadkamer van de strafkamer van 29 september 2017 is het onderzoek in raadkamer geschorst voor onbepaalde tijd teneinde de verzoeker in de gelegenheid te stellen aan te tonen dat het verzoek door de verzoeker als rechtspersoon op de juiste wijze is ondertekend en ontbrekende stukken in het geding te brengen.
Op 20 februari 2018 en 22 februari 2018 zijn email berichten, met bijlagen, van mr. Van der Lee bij het gerechtshof ingekomen.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 23 februari 2018 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Een vertegenwoordiger van verzoeker is niet verschenen.

3.Beoordeling van het verzoek

Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit de door mr. van de Lee aangehechte bijlagen bij zijn emailberichten blijkt voldoende dat het verzoekschrift tijdig en op de juiste wijze is ingediend en ondertekend door een rechtsgeldige vertegenwoordiger, zodat het verzoek kan worden ontvangen.
Uit het dossier en het verhandelde in openbare raadkamer is gebleken dat de P&I Club de kosten van rechtsbijstand voor verzoeker heeft voorgeschoten. Meerdere reders zijn lid van de P&I club en jaarlijks worden schades en bijdragen en ook de onderhavige voorschotten verrekend met het lid van de P&I Club, waarbij een deel van de schade wordt omgeslagen over de andere leden van de P&I Club.
Voorts is gebleken dat de P&I Club aan het betreffende lid een eigen risico van US $10.000,00 in rekening brengt per schade-incident en dat dit bedrag voor de onderhavige schade door verzoeker aan de P&I Club is betaald.
Doordat de onderhavige strafprocedure zich over meerdere jaren heeft uitgestrekt, de door verzoeker gemaakte kosten in verschillende jaren met de P&I Club bijdrage zijn verrekend en bij een exacte berekening van de kosten ook gevoelige bedrijfsgegevens van verzoeker, andere leden van de P&I Clubs en die P&I Clubs zelf moeten worden prijsgegeven en deze gegevens bezwaarlijk kunnen worden verstrekt, is het opstellen van een exacte kostenberekening onmogelijk.
Het verzoekschrift gaat uit van kostenposten tot een totaal van € 25.636,14 ex BTW. Dit oorspronkelijk verzochte bedrag is bij P&I Club in rekening gebracht.
Verzoeker heeft subsidiair in openbare raadkamer verzocht een vergoeding toe te kennen ter grootte van € 17.000,=.
De advocaat-generaal heeft in openbare raadkamer geconcludeerd tot het toekennen van een schadebedrag van € 17.000,- en subsidiair een bedrag van € 25.000,-.
Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat een gedeelte van het oorspronkelijk verzochte bedrag voor toewijzing vatbaar is.
Nu niet vastgesteld kan worden hoe groot de schadepost uiteindelijk exact is geweest, er in ieder geval een bedrag van US $10.000,00 is betaald en gelet op de standpunten van partijen in openbare raadkamer, acht het hof gronden van billijkheid aanwezig een bedrag toe te kennen van 75% van het oorspronkelijk verzochte bedrag, zijnde (afgerond) € 20.000,00.
Daarnaast acht het hof gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand ten behoeve van de onderhavige verzoekschriftprocedure zoals verzocht, te weten € 550,00.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 591a Sv uit ’s Rijks kas aan verzoeker een vergoeding toe van € 20.550,00 (twintigduizend vijfhonderdvijftig euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, J.H.C. van Ginhoven en P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 23 maart 2018.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 20.550,00 (twintigduizend vijfhonderdvijftig euro) bedrag op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam].
Amsterdam, 23 maart 2018.
Mr. R.D. van Heffen, voorzitter.