In deze zaak gaat het om de kwalificatie van een verzekeringsovereenkomst die in 1987 door [appellant sub 1] is afgesloten met een rechtsvoorganger van SRLEV, Onderlinge Levensverzekering Maatschappij NOG u.a. De verzekering, die gekoppeld is aan een hypothecaire lening van € 125.000, heeft als ingangsdatum 19 november 1987 en eindigt op 19 november 2017. De appellanten, echtelieden, stellen dat de verzekering een beleggingsverzekering is, terwijl SRLEV betoogt dat het gaat om een (gemengde) verzekering met winstaandeel. De rechtbank heeft de vorderingen van de appellanten afgewezen, waarbij zij oordeelde dat SRLEV niet tekort is geschoten in haar precontractuele zorgplicht. De appellanten zijn in hoger beroep gegaan, waarbij zij aanvoeren dat zij geen verzekering met winstaandeel hebben afgesloten, maar een beleggingsverzekering, en dat zij geen adequate informatie hebben ontvangen over de kosten en risico's van de verzekering.
Het hof overweegt dat de verzekering gekenmerkt wordt door een vaste verhouding tussen de premie en de gegarandeerde minimumuitkering. Dit betekent dat de appellanten geen beleggingsrisico lopen op de ingelegde premies. Het hof concludeert dat de verzekering niet kan worden gekwalificeerd als een beleggingsverzekering, maar als een (gemengde) verzekering met winstaandeel. De grieven van de appellanten worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij de appellanten worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.