In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van oplichting en valsheid in geschrift in het kader van kinderopvangtoeslagfraude. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar het hof heeft de verdachte in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dat gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen valse aanvragen voor kinderopvangtoeslag heeft ingediend bij de Belastingdienst, met als doel zich wederrechtelijk te bevoordelen. De verdachte heeft daarbij gebruik gemaakt van valse documenten en heeft de Belastingdienst bewogen tot de afgifte van een aanzienlijk bedrag aan kinderopvangtoeslag, dat in totaal ruim € 218.000 bedroeg. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten 3 en 4, die betrekking hadden op witwassen en deelname aan een criminele organisatie, omdat het hof onvoldoende bewijs aanwezig achtte voor deze beschuldigingen.