In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2014. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting, valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie in het kader van kinderopvangtoeslagfraude. Het hof oordeelde dat de verdachte en haar mededaders de Belastingdienst hebben bewogen tot de afgifte van kinderopvangtoeslag door middel van valse aanvragen en documenten. Het benadelingsbedrag werd geschat op ruim € 380.000. De verdachte werd vrijgesproken van het witwassen van opbrengsten uit eigen misdrijf, omdat er geen bewijs was dat zij de herkomst van het geld had verborgen of verhuld. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor bepaalde onderdelen van de tenlastelegging en vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover het aan het oordeel van het hof was onderworpen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting.