ECLI:NL:GHAMS:2018:1213
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis invoer verdovende middelen na hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 10 april 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1973, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het invoeren van verdovende middelen. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gehouden op 25 augustus 2017 en 21 maart 2018, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden bevestigd.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar heeft wel een zin geschrapt uit het vonnis, die betrekking had op de verdachte die een mobiele telefoon in zijn hand had. Het hof overwoog dat de stelling van de verdachte dat hij toevallig in contact kwam met een andere persoon op Schiphol, niet geloofwaardig was, gezien de camerabeelden die aantonen dat de andere persoon doelbewust naar de verdachte toekwam. Het hof oordeelde dat deze handelwijze in overeenstemming was met de verklaring van de andere persoon, die eerder een foto had ontvangen van de verdachte.
De beslissing van het hof was om het vonnis waarvan beroep te bevestigen, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.