ECLI:NL:GHAMS:2018:1213

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
23/001448-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis invoer verdovende middelen na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 10 april 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1973, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het invoeren van verdovende middelen. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gehouden op 25 augustus 2017 en 21 maart 2018, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden bevestigd.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar heeft wel een zin geschrapt uit het vonnis, die betrekking had op de verdachte die een mobiele telefoon in zijn hand had. Het hof overwoog dat de stelling van de verdachte dat hij toevallig in contact kwam met een andere persoon op Schiphol, niet geloofwaardig was, gezien de camerabeelden die aantonen dat de andere persoon doelbewust naar de verdachte toekwam. Het hof oordeelde dat deze handelwijze in overeenstemming was met de verklaring van de andere persoon, die eerder een foto had ontvangen van de verdachte.

De beslissing van het hof was om het vonnis waarvan beroep te bevestigen, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001448-17
datum uitspraak: 4 april 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-820581-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
verblijfsadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 augustus 2017 (regie) en 21 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof onder punt 3.3 (redengevende feiten en omstandigheden) de navolgende zin schrapt uit het vonnis:
Verdachte heeft een mobiele telefoon in zijn hand en toont iets daarop aan [naam].
Voorts overweegt het hof nog dat de stelling van de verdachte dat hij op Schiphol min of meer toevallig in contact kwam met [naam] toen hij, verdachte, een snorder zocht om hem van het vliegveld naar huis te brengen wordt gelogenstraft door de in het dossier aanwezige camerabeelden waarop is te zien dat [naam] op Schiphol Plaza de verdachte van achteren benadert en daarbij doelbewust op hem afloopt zonder dat er andere personen in de directe omgeving aanwezig zijn, waarna zij naast elkaar met de bagagetrolley en de zwart gestreepte rolkoffer doorlopen. Deze handelwijze acht het hof geheel in overeenstemming met de verklaring van [naam] dat hij tevoren een foto had ontvangen van degene die hij op Schiphol moest ophalen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. M.M.H.P. Houben en mr. F.A. Hartsuiker, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
4 april 2018.
[…]