ECLI:NL:GHAMS:2018:1410

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
23-000011-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak in vereniging met voorwaardelijke straf en begeleidingstraject

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1994, was beschuldigd van woninginbraak in vereniging, gepleegd op 13 december 2016 te Alkmaar. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van vijftien flessen whiskey uit een woning, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte zich toegang tot de woning verschaften door middel van braak. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 april 2018 heeft de verdachte verklaard dat hij samen met een medeverdachte het raam van de woning heeft geforceerd en naar binnen is geklommen. De aangeefster bevestigde dat er flessen whiskey uit haar woning waren weggenomen, en een volle fles whiskey werd aangetroffen in de tuin van de woning, vlakbij de openstaande achterdeur. Het hof concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte feitelijke heerschappij over de fles whiskey hadden verworven, waardoor de diefstal als voltooid kon worden beschouwd. Het hof beperkte de bewezenverklaring tot het wegnemen van één fles whiskey, aangezien niet kon worden vastgesteld dat vijftien flessen waren weggenomen.

Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik had gebracht door middel van braak. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden met bijzondere voorwaarden. Het hof besloot echter tot een geheel voorwaardelijke straf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren, en legde als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering op. Het hof achtte het in het belang van de verdachte en de samenleving dat de positieve ontwikkeling in zijn leven zich doorzette, en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze ontwikkeling kunnen doorkruisen. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000011-17
datum uitspraak: 19 april 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-800535-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 december 2016 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning/pand (gelegen aan [adres 2]) heeft weggenomen vijftien, althans een hoeveelheid, flessen whiskey, althans drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen fles(sen) whiskey/ drank onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt en daarnaast een andere straf zal opleggen.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman heeft aangevoerd dat niet is gebleken dat er flessen whiskey uit genoemde woning zijn weggenomen zodat geen sprake is van een voltooide diefstal.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij samen met de medeverdachte het raam van de woning aan de [adres 2] heeft geforceerd en daar naar binnen is geklommen.
De aangeefster heeft verklaard dat er flessen whiskey uit haar woning zijn weggenomen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (dossier p. 18-19) blijkt dat een volle fles whiskey in de bij de woning behorende tuin is aangetroffen, vlak nadat de verdachte en de medeverdachte uit de achterdeur van het huis kwamen rennen. De fles is aangetroffen vlakbij die openstaande achterdeur.
Gezien het samenstel van deze omstandigheden gaat het hof er van uit dat deze fles whiskey afkomstig is uit de woning en daar is achtergelaten door de verdachte en de medeverdachte.
Hieruit volgt dat de verdachte en zijn medeverdachte een zodanige feitelijke heerschappij over deze fles whiskey hadden verworven dat de wegneming als voltooid kan gelden.
Nu niet vast staat dat de verdachte en de medeverdachte 15 flessen whiskey hebben weggenomen, zal het hof de bewezenverklaring beperken tot genoemde ene fles.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 december 2016 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 2], heeft weggenomen een fles whiskey, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en zijn mededader die weg te nemen fles whiskey onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, waaraan naast de algemene voorwaarden een aantal bijzondere voorwaarden is verbonden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, waaraan naast de algemene voorwaarden als bijzondere voorwaarden zullen worden verbonden: een meldplicht, deelname aan een leefstijltraining, een behandelverplichting en andere voorwaarden betreffende het gedrag.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak, waarbij een raam van die woning is geforceerd. De verdachte heeft geen respect getoond voor het eigendomsrecht van een ander. De benadeelde heeft hierdoor materiële schade en hinder ondervonden. Daarbij komt dat een woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de bewoonster. Bovendien zorgen woninginbraken voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 mei 2018 is hij eerder ter zake een soortgelijk misdrijf onherroepelijk veroordeeld.
Uit de ter terechtzitting in hoger beroep door de raadsman overgelegde stukken betreffende de persoonlijke omstandigheden komt naar voren dat de verdachte een verstandelijke beperking heeft en veel moeite heeft zich in de maatschappij staande te houden.
Een traject is gestart waarbij de verdachte wordt ondersteund bij het vinden van passend werk, beschermde woonruimte en budgetcoaching. De verdachte neemt hier op vrijwillige basis actief aan deel. Hij heeft in hoger beroep het feit bekend en spijt betuigd van zijn handelen.
Hoewel de ernst van het bewezen verklaarde het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, acht het hof het in het belang van de verdachte én van de samenleving dat de hiervoor geschetste positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte zich doorzet. Een hernieuwde vrijheidsbeneming zou deze kunnen doorkruisen. Daarom zal het hof aan de verdachte een geheel voorwaardelijke straf opleggen. Aan de op te leggen straf zal als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering worden gekoppeld, als vinger aan de pols en om de kans op recidive nog verder terug te dringen.
Het hof acht alles afwegende een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren
  • aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
  • de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of
  • geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd op te melden bij de Reclassering Alkmaar, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 april 2018.