ECLI:NL:GHAMS:2018:1554

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
4 mei 2018
Zaaknummer
23-002323-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepkwekerijzaak en niet-ontvankelijkheid OM door tijdsverloop

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor het illegaal aftappen van elektriciteit, vernieling van een woning en het telen van hennep. De feiten vonden plaats tussen 1 augustus 2013 en 13 augustus 2013 in Diemen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 april 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. De raadsman voerde aan dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moest worden verklaard vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, aangezien de feiten bijna vijf jaar geleden hadden plaatsgevonden en er lange periodes van inactiviteit waren geweest in het onderzoek.

Het hof oordeelde dat, hoewel er onwenselijk lange tijd was verstreken, dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de hennepkwekerij of de andere misdrijven. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002323-17
datum uitspraak: 17 april 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 juni 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-152218-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 tot en met 13 augustus 2013 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) heeft weggenomen een hoeveelheid (elektrische) energie, in elk geval (telkens) enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan (het elektriciteitsbedrijf) Liander, in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen (elektrische) energie onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door (telkens) een of meer zegel(s) van de hoofdaansluitkast (gelegen aan de [adres 2] ) te verbreken en/of te forceren en/of (vervolgens) (telkens) buiten de elektriciteitsmeter om een illegale elektriciteitsaansluiting aan te brengen/te bevestigen/te maken/aan te leggen;
2. hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 tot en me 13 augustus 2013 te Diemen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een woning en/of huisraad en/of elektriciteitsinstallatie (van/in die woning)(gelegen aan de [adres 2] ), in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar en/of onbewoonbaar gemaakt, door toen en aldaar (telkens) opzettelijk wederrechtelijk de muren van de woonkamer (in die woning) met folie te beplakken en/of de vloer van de woonkamer (in die woning) met piepschuim en/of vijverfolie te bedekken en/of de meubels/huisraad van/uit die woning in de keuken en/of op het balkon (van die woning) op elkaar te stapelen en/of door een luchtafzuiginstallatie met kit aan de kozijnen (van die woning) vast te plakken/aan te leggen en/of langs het plafond (van die woning) latten en/of katrol(len) aan te brengen en/of buiten de elektriciteitsinstallatie (van die woning) om een illegale elektriciteitsaansluitng aan te leggen;
3. hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 tot en met 13 augustus 2013 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (opzettelijk) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan gelegen aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 276, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte omdat de redelijke termijn is overschreden nu de feiten dateren van bijna vijf jaar geleden, tussen augustus 2013 en maart 2015 geen onderzoek heeft plaatsgevonden en na afronding van het (opsporings)onderzoek in juni 2015 niets is gebeurd totdat de verdachte in februari 2017 is gedagvaard. Een en ander heeft meegebracht dat de verdachte geen eerlijk proces heeft gehad als bedoeld in artikel 6 EVRM, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat door tijdsverloop het geheugen van getuigen achteruit gaat, aldus de raadsman.
Het hof is van oordeel dat onwenselijk lange tijd is verlopen sinds het vermeende plegen van het feit respectievelijk de afronding van het opsporingsonderzoek. Maar ook indien, zoals de raadsman heeft betoogd, de op de redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen bij de eerste aanhouding van de verdachte in augustus 2013, dan leidt de overschrijding van de redelijke termijn (als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM) niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, gelet op de vaste rechtspraak van de Hoge Raad hieromtrent. Hetgeen de raadsman, weinig concreet, daaraan heeft toegevoegd over de schending van he recht van de verdachte op een eerlijk proces, brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Het verweer wordt derhalve verworpen.

Vrijspraak

Het hof leidt uit het dossier de volgende feitelijke toedracht af.
[benadeelde] heeft met ingang van 1 augustus 2013 haar woning verhuurd aan [huurder] . Vroeg in de nacht van 2 augustus 2013 zijn in de buurt van die woning drie personen aangehouden. Twee van hen waren voor de flat waarvan de verhuurde woning deel uitmaakte, uit een aanhangwagen voorwerpen aan het laden die bestemd leken te zijn voor het opzetten van een hennepplantage. De derde man was de verdachte die werd aangetroffen in het trappenhuis van de flat. De auto waaraan de aanhangwagen was gekoppeld, was in gebruik bij de verdachte. De drie personen zijn dezelfde dag heengezonden. Op 13 augustus 2013 is in de woning van [benadeelde] een hennepplantage aangetroffen; de daarvoor benodigde elektriciteit werd illegaal afgetapt. Op de deur van een keukenkastje is een vingerafdruk van de verdachte gevonden. [benadeelde] heeft aangifte gedaan van vernieling van haar huisraad. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte onder meer verklaard dat hij [huurder] kende en dat hij vóór 2 augustus 2013 in de woning van [benadeelde] is geweest.
Naar het oordeel van het hof bestaan ernstige aanwijzingen dat de verdachte betrokken is geweest bij het opzetten en inrichten van de hennepplantage in de woning van [benadeelde] . Het hof acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de ten laste gelegde periode in die woning als medepleger opzettelijk hennepplanten heeft geteeld of aanwezig heeft gehad. De omstandigheid dat de verdachte (met anderen) inventaris voor de hennepplantage naar de woning heeft gebracht en op enig – niet nader te bepalen – moment in de woning is geweest, is daarvoor onvoldoende. Ook kan niet worden bewezen dat de verdachte enige (intellectuele of materiële) bijdrage heeft geleverd aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.431,42. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.173,42. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard aan het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. W.F. Groos en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 april 2018.
Mr. Van Woensel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.