In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 27 februari 2017 was gewezen. De verdachte, geboren op 2 januari 1963, was beschuldigd van huisvredebreuk, omdat hij op 17 november 2016 zonder toestemming een flat in Purmerend was binnengedrongen, terwijl hem eerder de toegang tot deze flat was ontzegd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd om proceseconomische redenen en heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.
De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had eerder al onherroepelijk voor huisvredebreuk en andere geweldsdelicten een veroordeling gekregen. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van twee weken geëist, maar het hof besloot tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact. Het hof heeft de beslissing genomen met inachtneming van de positieve ontwikkelingen van de verdachte sinds zijn opname in een forensisch verpleegkundige kliniek.
De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, met een proeftijd van twee jaar en de verplichting tot reclassering. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2018.