ECLI:NL:GHAMS:2018:1575

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
23-003634-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal uit auto in vereniging met vrijspraak voor pogingen tot autoinbraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, waaronder pogingen tot autoinbraak. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de politierechter. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 september 2017 te Amstelveen samen met een ander een airbag, navigatiesysteem en zonnebril heeft gestolen uit een auto, toebehorend aan een ander. De verdachte werd vrijgesproken van de pogingen tot diefstal uit andere auto’s, omdat er onvoldoende bewijs was voor een poging tot inbraak. Het hof heeft de straf van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. Het hof overwoog dat de verdachte eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld en dat de ernst van de diefstal, die de veiligheid van inzittenden in gevaar kan brengen, een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigde. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003634-17
datum uitspraak: 9 mei 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-702570-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep ten aanzien van feit 3

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover nog inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 19 september 2017 te Amstelveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit een auto) heeft weggenomen een airbag en/of een navigatiesysteem en/of een zonnebril, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die/dat auto en/of goed(eren) heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door braak en/of verbreking;
2:
hij op of omstreeks 19 september 2017 te Amstelveen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een of meerdere auto's weg te nemen een of meerdere goederen en/of geldbedragen, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die/dat auto('s) en/of goed(eren) en/of geldbedrag(en) te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die/dat auto('s) is toegegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), tegen deze auto('s) heeft aangeleund, althans heeft getracht zich toegang te verschaffen tot deze auto('s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak ten aanzien van feit 2

Met de raadsman is het hof van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de aan hem onder 2 tenlastegelegde pogingen tot diefstal uit auto’s. De auto’s hadden geen braaksporen. De door politieambtenaren geconstateerde vlekken op de autoruiten, het afgaan van twee autoalarmen en het wegrennen van twee mannen, zijn in dit geval onvoldoende om vast te stellen dat de verdachte en zijn medeverdachte hebben gepoogd in te breken in de desbetreffende auto’s.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 september 2017 te Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een auto heeft weggenomen een airbag en een navigatiesysteem en een zonnebril toebehorende aan [slachtoffer 1].
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot 12 weken gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor feit 1 en 2 zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Het op de verdachte bij zijn aanhouding uitgeoefende geweld, te weten het bijten door een politiehond, is in strijd met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, nu de verdachte zelf geen geweld gebruikte en niet wilde vluchten. Dit moet leiden tot strafvermindering, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van politieambtenaar [verbalisant] van 19 september 2017 (dossierpagina’s 20 en 21) blijkt dat hij tijdens het in het donker zoeken naar de verdachte, die zich had verstopt, zijn diensthond had aangelijnd middels een acht meter lijn. Op enig moment hoorde hij een luide kreet en zag dat de hond de verdachte beet had in zijn rechterbeen. De verdachte had de diensthond vast bij zijn kop. Nadat de verdachte de hond losliet heeft [verbalisant] het commando tot lossen gegeven. Uit deze feiten en omstandigheden, noch anderszins blijkt dat het optreden van de politieambtenaar strijdig is geweest met beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, zodat niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van een vormverzuim.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan diefstal van een airbag en andere goederen uit een auto. Een airbag is essentieel voor de veiligheid van inzittenden van een auto.
Met het bewezenverklaarde feit is eveneens overlast veroorzaakt aan de gedupeerde, en de verdachte heeft aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendom.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 april 2018 is hij eerder voor een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld, dit weegt het hof in zijn nadeel mee in de strafmaat.
Gelet op het voorgaande en de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover nog inhoudelijk aan de orde en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. W.M.C. Tilleman en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 mei 2018.
Mr. W.M.C. Tilleman en mr. M.L.M. van der Voet zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.