In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk niet voldoen aan twee gebiedsverboden, opgelegd door de burgemeester van Amsterdam. De tenlasteleggingen betroffen overtredingen op 10 november 2017 en 16 november 2017, waarbij de verdachte zich in een door de burgemeester aangewezen gebied bevond, ondanks het opgelegde verbod. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw beoordeeld.
De verdachte heeft in hoger beroep zijn persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht, waaronder zijn verbeterde woonsituatie en de hoop op een schuldhulpverleningstraject. De raadsvrouw pleitte voor een schuldigverklaring zonder straf, maar het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte een taakstraf rechtvaardigden. Het hof legde een taakstraf op van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging werden genomen.
Het hof concludeerde dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel niet proportioneel was, gezien de verbeterde omstandigheden van de verdachte. De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak om zowel de ernst van de overtredingen als de persoonlijke situatie van de verdachte in balans te brengen bij het opleggen van straffen.