In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer, [appellant], die op staande voet is ontslagen door zijn werkgever, TAXICENTRALE O-TAX N.V. De werknemer was sinds 2010 in dienst als chauffeur, maar werd arbeidsongeschikt door oogklachten in juni 2016. Ondanks adviezen van de bedrijfsarts om vervangende werkzaamheden aan te bieden, weigerde de werknemer deze uit te voeren. De werkgever besloot na een periode van loonopschorting tot ontslag op staande voet. De kantonrechter had het verzoek van de werknemer om het ontslag te vernietigen afgewezen, maar in hoger beroep oordeelde het hof dat er geen dringende reden voor ontslag was. Het hof oordeelde dat de werkgever had moeten afwachten of de loonopschorting effect had voordat zij tot ontslag overging. Het hof vernietigde de eerdere beschikking en kende de werknemer een billijke vergoeding van € 41.000,-- toe, evenals de transitievergoeding. De werkgever werd veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.