In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1963, was beschuldigd van diefstal van acht tubes tandpasta uit een Albert Heijn supermarkt in Amsterdam op 4 augustus 2016. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd door de tandpasta in zijn tas te stoppen en de kassa te passeren zonder te betalen. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 220 euro, maar de advocaat-generaal had in hoger beroep een lagere geldboete van 150 euro geëist, met een subsidiaire straf van 3 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft de straf opnieuw beoordeeld en heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 220 euro, met een proeftijd van 2 jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft de eerdere strafbeschikking vernietigd en de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen zijn verklaard. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.