Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
- De woonkamer is voorzien van een plavuizenvloer met vloerverwarming.
- Recent zijn o. a. vernieuwd: de kozijnen; de platdakbedekking; het voegwerk; de goten; de douche.
13.Verbouwingen
- badkamer:
- keuken:
- schilderwerk:
- kozijnen:
- platdakbedekking:
- aanbouw/serre:
3.Beoordeling
grief 1. Hij persisteert in zijn in eerste aanleg ingenomen standpunt en beroept zich in dit verband op het beginsel van uitleg contra proferentem. Deze grief faalt. Naar het oordeel van het hof is bij lezing van punt 13 van de vragenlijst voldoende duidelijk dat alleen de eerste twee vragen betrekking hebben op vergunningplichtige verbouwingen en dat de overige vragen zien op verbeteringen in algemene zin. Niet alleen de typografie van punt 13 wijst daarop (de scheiding door een witregel), maar ook de aard van de onder die witregel voorgedrukte verbeteringen, waarvan in ieder geval het schilderwerk en de platdakbedekking evident niet vergunningplichtig zijn. Terecht hebben [X] c.s. ook aangevoerd dat de relevantie van de vraag naar de vergunningplichtige werkzaamheden is gelegen in de direct daarna gestelde vraag naar de aanwezigheid van een vergunning en dat de overige vragen, zoals die naar de verbeteringen in de laatste tien jaar en die naar de isolatie, daarvan los staan.
grief 2, dat de term “verbeteringen” in de vragenlijst ziet op andere werkzaamheden dan de in de brochure genoemde “vernieuwingen”. Vernieuwingen als in de brochure genoemd leiden tot verbetering van de woning als bedoeld in de vragenlijst. De vermelding in de vragenlijst dat de laatste tien jaar geen verbeteringen zijn uitgevoerd aan, bijvoorbeeld, de kozijnen van de woning, bracht mee dat vraagtekens moesten worden gesteld bij de vermelding in de brochure dat die kozijnen recentelijk waren vernieuwd. Dit geldt ook voor de in de brochure vermelde vernieuwing van de goten en het voegwerk. Die werkzaamheden ontbreken weliswaar in de opsomming in de vragenlijst, maar die opsomming is niet limitatief en biedt ruimte voor het vermelden van andere verbeteringen dan de voorgedrukte, welke ruimte niet is benut.
grieven 3, 4, 5 en 6gericht, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling.
grief 7, waarmee [appellant] aanvoert dat de rechtbank ten onrechte belang heeft toegekend aan het feit dat hij meerdere onroerende zaken in eigendom heeft, geen verdere bespreking behoeft.
grief 8betoogt [appellant] dat [X] c.s. wel degelijk hebben moeten begrijpen dat de onderhoudsgevoeligheid van de woning voor hem als aspirant-koper van een beleggingspand essentieel was. Dit betoog wordt verworpen. Daargelaten de vraag of voor een verhuurder de onderhoudsgevoeligheid van een woning inderdaad belangrijker is dan voor een eigenaar-bewoner miskent [appellant] met de grief dat [X] c.s. niet hebben hoeven begrijpen dat [appellant] , als de staat van onderhoud inderdaad essentieel voor hem was, uitsluitend zou afgaan op de vage aanprijzende mededelingen in de verkoopbrochure, zonder zelf meer dan oppervlakkig onderzoek te (laten) doen naar de staat van dat onderhoud en zonder de - juiste - informatie in de vragenlijst nauwkeurig door te lezen. Het beroep op dwaling is dus terecht afgewezen. Ook grief 8 faalt.
grieven 9, 10 en 11. [appellant] voert aan dat hij heeft beoogd ook de onderhoudsklachten van de huurster aan de ontbinding ten grondslag te leggen en dat hij, anders dan de rechtbank heeft overwogen, wel degelijk heeft gesteld dat er nog gebreken aan de woning kleven waarvan [X] c.s. op de hoogte waren, maar die zij niet hebben laten verhelpen en ook niet aan [appellant] hebben medegedeeld. Hij verwijst in dit verband naar een in eerste aanleg overgelegde brief van de huurster.
grief 13doet [appellant] een beroep op matiging van de contractuele boete. Hij beroept zich daartoe op de omstandigheden van het geval, zoals die in het kader van de overige grieven naar voren zijn gekomen. Voor matiging van een contractueel overeengekomen boete is slechts plaats als toepassing van de boete in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Naar het oordeel van het hof doet die situatie zich hier niet voor. Het gaat om een zeer gebruikelijk boete ten bedrage van 10% van de koopsom. In absolute zin is de boete van een beperkte hoogte. [X] c.s. hebben (tot nu toe) in twee instanties moeten procederen om hun (definitieve) gelijk te halen, met alle moeite van dien. Aan [appellant] kan worden toegegeven dat [X] c.s. een fout hebben gemaakt door de tekst van de verkoopbrochure niet te controleren, maar die omstandigheid alleen maakt een aanspraak op de volledige boete nog niet onaanvaardbaar. Het betoog dat [X] c.s. wisten dat de gebreken aan de woning voor [appellant] niet kenbaar waren, stuit af op hetgeen hiervoor naar aanleiding van de grieven 9, 10 en 11 is overwogen. Ook grief 13 mist derhalve doel.