Na het horen van een melding van de vechtpartij tussen twee groepen jongeren, waarvan een groep gewapend was met honkbalknuppels en andere voorwerpen, reden beklaagden, gekleed in uniform, in een opvallende politieauto in de richting van de [straat]. De jongeren waren inmiddels, na de komst van de politie, weggerend. De verbinding via de portofoon viel uit op het moment dat werd verteld in welke richting de jongens liepen. Toen zij bij de parkeerplaats naast het Daltoncollege waren gekomen zagen zij op een afstand van 50-60 meter klager uit de richting van de [straat] komen rennen. Hij droeg een zwarte jas en muts. Zij wilden klager staande houden om zijn identiteit vast te stellen en na te gaan of hij had deelgenomen aan de vechtpartij. Toen de auto van beklaagden op een afstand van ongeveer vijf meter van klager stopte en [beklaagde 2] uitstapte en klager aansprak, hield klager op met rennen, draaide zich om en rende in de richting van de [straat]. Beklaagden besloten klager aan te houden. [beklaagde 2] rende en [beklaagde 1] reed in de politieauto achter klager aan.
Toen [beklaagde 2] klager was genaderd, riep hij dat klager moest blijven staan en zijn handen laten zien. Klager keek naar hem, liet zijn handen zien en rende weer weg. [beklaagde 2] riep meermalen “Politie! Staan blijven.” of woorden van gelijke strekking. Klager bleef doorrennen. [beklaagde 2] zag dat klager in de binnenzijde van zijn jas greep. Gelet op de melding van een vechtpartij tussen gewapende jongeren, kwam dit bedreigend op [beklaagde 2] over. Daarom pakte hij zijn pepperspray en waarschuwde hij klager dat hij die zou gebruiken als klager niet zou stoppen en zijn handen niet liet zien. Klager rende door en maakte weer een beweging in zijn jas. [beklaagde 2] gebruikte de pepperspray en raakte daarbij klager onder meer in zijn gezicht. Klager rende door totdat beklaagden hem wisten in te halen. Zij brachten klager gecontroleerd naar de grond.
[beklaagde 1] had niet gezien dat [beklaagde 2] de pepperspray had gepakt. Hij merkte dat klager zich verzette terwijl hij op de grond lag. Hij gaf klager een vuistslag ter hoogte van zijn linker slaap. De vuistslag was niet hard, meer een snelle tik. Hij zat op dat moment met zijn knie in de rug of zij van klager. Hij heeft betwist dat hij later tegen klager heeft gezegd dat hij de vuistslag als gevolg van adrenaline heeft gegeven.
[beklaagde 2] kan zich niet herinneren of klager zich verzette nadat hij naar de grond was gebracht. Hij heeft niet gezien dat [beklaagde 1] klager sloeg.
Toen klager op de grond lag, deden beklaagden hem transportboeien om. Een collega van beklaagden kwam ter plaatse. Gedrieën hadden zij overleg en concludeerden dat directe betrokkenheid van klager bij de vechtpartij niet kon worden vastgesteld. Zij besloten de boeien af te doen en klager niet aan te houden.
Beide beklaagden hebben betwist te hebben te hebben gezegd dat zij een vuurwapen zouden trekken.