In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. De inspecteur had aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2015, berekend naar een belastbaar inkomen van € 25.250. Na bezwaar had de inspecteur de aanslag verminderd, maar het verzoek om kostenvergoeding voor de rechtsbijstand werd afgewezen. De rechtbank bevestigde deze afwijzing. Belanghebbende stelde dat zij het volledige aangiftebiljet had ingediend, inclusief het aangifteblad voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting, maar dat dit niet in het dossier van de inspecteur was terug te vinden. Tijdens de zitting bij het Hof verklaarde de gemachtigde van belanghebbende dat de aangifte niet complex was en dat de korting in voorgaande jaren wel was toegepast. Het Hof oordeelde dat belanghebbende aannemelijk had gemaakt dat het complete aangiftebiljet was verzonden. Het Hof concludeerde dat de inspecteur onrechtmatig had gehandeld door de aanslag te hoog vast te stellen en dat belanghebbende recht had op kostenvergoeding voor de rechtsbijstand in de bezwaarfase. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, het beroep werd gegrond verklaard, en de inspecteur werd veroordeeld in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.251.