ECLI:NL:GHAMS:2018:2568

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
23-003687-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal met braak na terugwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 weken voor poging tot diefstal met braak. De Hoge Raad der Nederlanden had eerder het arrest van het gerechtshof vernietigd en de zaak teruggewezen voor herbehandeling. Tijdens de zitting op 3 juli 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw gehoord. De verdachte was beschuldigd van het vernielen van een ruit in een horecabedrijf in Amsterdam op 28 december 2012, met de intentie om geld te stelen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, maar heeft geoordeeld dat de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen. De strafbaarheid van de verdachte is vastgesteld, en het hof heeft een gevangenisstraf van 3 weken opgelegd, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003687-17
datum uitspraak: 17 juli 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 10 oktober 2017- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13‑107971-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
adres: [adres].

Procesgang

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 weken met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 13 januari 2016 de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep verklaard.
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 10 oktober 2017 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juli 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 december 2012 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een (of meerdere) goed(eren) van zijn gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan (horecabedrijf) [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, een ruit heeft vernield en/of ingetrapt en/of ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 december 2012 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, geheel toebehorende aan horecabedrijf [bedrijf], en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, een ruit heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht tot oplegging van een geheel voorwaardelijke straf. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er lange tijd is verstreken sinds het feit is begaan en dat de verdachte inmiddels een grote verbeterslag in zijn leven heeft gemaakt, hetgeen te zien is aan zijn documentatie.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met braak. Hij heeft hierbij een ruit vernield. Een dergelijk feit veroorzaakt materiële schade en brengt overlast voor de gedupeerden met zich mee. Bovendien draagt het bij aan in de maatschappij levende gevoelens van onrust over de veiligheid van goederen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juni 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, waaronder voor gelijksoortige feiten. Hoewel in het voordeel van de verdachte meeweegt dat hij sinds 2014 niet meer met justitie in aanraking is geweest, is het feit te ernstig om te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf, zoals verzocht door de raadsvrouw. Het hof zal wel een kortere gevangenisstraf opleggen dan de politierechter heeft gedaan.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 juli 2018.
Mr. P.C. Römer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.