ECLI:NL:GHAMS:2018:2575

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2018
Publicatiedatum
20 juli 2018
Zaaknummer
23-003704-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed en met te hoge snelheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op 10 januari 2016 te Oudkarspel, waarbij hij als bestuurder van een personenauto, merk Seat, type Inca, met een snelheid van tussen de 140 en 150 kilometer per uur een kruising benaderde, terwijl het verkeerslicht voor hem al 11,9 seconden op rood stond. De verdachte negeerde het rode verkeerslicht en botste tegen een andere auto, merk Opel, type Astra, die van rechts met groen licht het kruispunt opreed. Door deze aanrijding raakten twee inzittenden van de Opel zwaar lichamelijk gewond. Het hof oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend had gedragen, mede omdat hij onder invloed van alcohol verkeerde, met een alcoholpromillage van 0,70 mg. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren. Het hof weegt de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan zwaar mee in de strafoplegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003704-17
datum uitspraak: 17 juli 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-011662-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:hij op of omstreeks 10 januari 2016 te Oudkarspel, gemeente Langedijk, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Seat, type Inca), daarmede rijdende over de weg, (de kruising of splitsing van) de Schagerweg en/of de Westelijke Randweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl hij, verdachte, ter plaatse goed bekend is en/of bezig was met zijn mobiele telefoon, althans een of meer handeling(en) met zijn mobiele telefoon verrichtte, waarbij hij al dan niet zijn mobiele telefoon vasthield, en/of hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994,
- ( onder die omstandigheden) zijn aandacht onvoldoende te richten op het verkeer en/of met (veel) te hoge snelheid de kruising of splitsing van de Schagerweg en de Westelijke Randweg zodanig/aldus te naderen, dat hij een voor hem bestemd rood verkeerslicht niet heeft opgemerkt, althans heeft genegeerd, waarna hij met dat door hem bestuurde motorrijtuig is opgebotst of aangereden tegen een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Opel, type Astra), die - gezien verdachtes rijrichting - van rechts (bij groen licht) het kruisingsvlak of splitsingsvlak op reed,
waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken (linker) onderbeen en/of een gebroken(linker) bovenarm en/of een gebroken slaapbeen en/of gehoorverlies en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken bekken, werd toegebracht, althans die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair:subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 10 januari 2016 te Oudkarspel, gemeente Langedijk als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto, merk Seat, type Inca), daarmee rijdende op de weg,
terwijl hij, verdachte, ter plaatse goed bekend is en/of bezig was met zijn mobiele telefoon, althans een of meer handeling(en) met zijn mobiele telefoon verrichtte, waarbij hij al dan niet zijn mobiele telefoon vasthield, en/of hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994,
- ( onder die omstandigheden) zijn aandacht onvoldoende te richten op het verkeer en/of met (veel) te hoge snelheid de kruising of splitsing van de Schagerweg en de Westelijke Randweg zodanig/aldus te naderen, dat hij een voor hem bestemd rood verkeerslicht niet heeft opgemerkt, althans heeft genegeerd, waarna hij met dat door hem bestuurde voertuig is opgebotst of aangereden tegen een voertuig (te weten een personenauto, merk Opel, type Astra), die - gezien verdachtes rijrichting - van rechts (bij groen licht) het kruisirigsvlak of splitsingsvlak op reed, waarbij letsel aan (een) perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) is ontstaan en/of schade aan goederen is toegebracht,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Het hof leest het primair en subsidiair tenlastegelegde ‘te naderen, dat hij een voor hem bestemd rood verkeerslicht’ als ‘te naderen en een voor hem bestemd rood verkeerslicht’, gelet op het feit dat hier sprake is van een kennelijke misslag. Door verbetering van deze misslag wordt de verdachte niet in de verdediging geschaad.
Voor zover in de tenlastelegging overige taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor evenmin in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 10 januari 2016 te Oudkarspel, gemeente Langedijk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een personenauto, merk Seat, type Inca, daarmede rijdende over de weg, de kruising van de Schagerweg en de Westelijke Randweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994,
- zijn aandacht onvoldoende te richten op het verkeer en met veel te hoge snelheid de kruising van de Schagerweg en de Westelijke Randweg te naderen en een voor hem bestemd rood verkeerslicht te negeren, waarna hij met dat door hem bestuurde motorrijtuig is aangereden tegen een motorrijtuig, te weten een personenauto, merk Opel, type Astra, die - gezien verdachtes rijrichting - van rechts bij groen licht het kruisingsvlak op reed,
waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken linker onderbeen en een gebroken linker bovenarm en een gebroken slaapbeen en gehoorverlies en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken bekken, werd toegebracht.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bewijsoverweging

Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 moet komen vast te staan dat een verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Het juridische begrip ‘schuld’ houdt daarbij in dat er minimaal sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid.
In het onderhavige geval stelt het hof vast dat de verdachte met een snelheid van tussen de 140 en de 150 kilometer per uur de kruising van de Schagerweg en de Westelijke Randweg is opgereden, terwijl het voor hem geldende verkeerslicht op dat moment al 11,9 seconden op rood stond, hetgeen blijkt uit de analyse van de verkeersregelinstallaties. De aldaar toegestane maximum snelheid was 80 kilometer per uur. Uit de verklaring van verbalisant [verbalisant], die voor het incident enige tijd achter de verdachte heeft gereden, maakt het hof op dat de verdachte al geruime tijd voorafgaande aan het ongeval met veel te hoge snelheden heeft gereden. Uit het NFI rapport blijkt tot slot dat de verdachte enkele uren na het ongeval nog een alcoholpromillage had van 0,70 mg.
Samengevat stelt het hof vast dat de verdachte met een veel te hoge snelheid op een kruispunt door rood licht gereden is, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Het hof is van oordeel dat dit rijgedrag van de verdachte moet worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig en onoplettend.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor anderen zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren, met aftrek.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren, met aftrek.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is ’s nachts onder invloed van alcohol met een snelheid van ongeveer 140 kilometer per uur, waar 80 kilometer per uur was toegestaan, door rood licht een kruising opgereden. Daar is hij vol tegen een andere auto opgereden, waardoor de twee inzittenden zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. De verdachte heeft blijkbaar op geen enkele manier de geldende verkeers- en veiligheidsregels in acht genomen en heeft met zijn rijgedrag onaanvaardbare risico’s genomen.
De verdachte heeft zich zeer onvoorzichtig en onoplettend gedragen in het verkeer en daarmee het ongeval veroorzaakt. Het hof rekent hem dit zwaar aan.
Het hof heeft gelet op de straffen die ter zake van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 plegen te worden opgelegd in gevallen waarin sprake is van een ernstige tot een zeer hoge mate van schuld en zwaar lichamelijk letsel en waarin tevens sprake is van alcoholgebruik waarbij het ademalcoholgehalte minder dan 570 microgram per liter uitgeademde lucht bedraagt. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin een gevangenisstraf van 6-8 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2-3 jaar worden genoemd. Het hof zal deze straffen tot uitgangspunt nemen.
Door de raadsvrouw is bepleit om aan de verdachte geen gevangenisstraf en geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, omdat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als pakketbezorger.
Het hof overweegt als volgt.
De ernst van het feit zou naar het oordeel van het hof zonder meer rechtvaardigen dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, zoals ook door de advocaat-generaal is gevorderd. Niettemin zal het hof net als de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar een taakstraf van maximale duur aan de verdachte opleggen, gelet op de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juni 2018 niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Wel zal het hof daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met een proeftijd van 2 jaren om de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbaar (verkeers)gedrag.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat gelet op de ernst van het feit, waarbij sprake was van meerdere forse verkeersovertredingen met ernstige fysieke gevolgen voor twee personen, een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van aanzienlijke duur moet worden opgelegd. Daarbij weegt mee dat het hof heeft geconstateerd dat aan de verdachte op 7 augustus 2017 een strafbeschikking is opgelegd vanwege een ernstige snelheidsovertreding op 29 juni 2017. De verdachte heeft kennelijk ondanks het ernstige ongeval nog steeds onvoldoende aanleiding gezien om zijn rijgedrag aan te passen. Daarmee bestaat er voor het hof geen grond het belang van behoud van rijbevoegdheid en werk voor de verdachte zwaarder te laten wegen dan het algemeen belang van adequate bestraffing en van de verkeersveiligheid. Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. R.D. van Heffen en mr. M.E. Hinskens - van Neck, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 juli 2018.
[...]