ECLI:NL:GHAMS:2018:2797

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
23-000957-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een ambtenaar in functie tijdens rechtmatige uitoefening

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1984 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor belediging van een ambtenaar. De tenlastelegging betrof het beledigen van een hoofdagent van politie, [verbalisant], tijdens een controle op 16 december 2017 in Amsterdam. De verdachte zou de agent beledigd hebben met kwetsende woorden, terwijl zij in functie was. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de verdachte de woorden niet had uitgesproken en dat hij niet kon weten dat de agent in functie was, aangezien zij in burgerkleding was. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de situatie en de agent als politiefunctionaris herkende. Het hof achtte de belediging wettig en overtuigend bewezen en oordeelde dat de verdachte strafbaar was. De politierechter had eerder een taakstraf opgelegd, maar het hof oordeelde dat gezien de omstandigheden, waaronder het feit was begaan, een gevangenisstraf van één week meer passend was. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde de gevangenisstraf op, waarbij het ook rekening hield met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000957-18
datum uitspraak: 3 augustus 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-253191-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
op of omstreeks 16 december 2017 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant] , hoofdagent van politie eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "jij bent echt een zielig wijf, jullie zijn echt zielig, kankerhoer. Zomaar dit allemaal, zielig wijf, kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Bespreking van het gevoerde verweer
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd. De verdachte heeft verklaard dat hij aan de telefoon was en dat hij de ten laste gelegde woorden niet heeft uitgesproken richting de hoofdagent (verbalisant [verbalisant] ). Dat heeft hij ook direct verklaard bij zijn aanhouding en hij is steeds bij zijn verklaring gebleven. Uit het dossier en de consistente verklaringen van de verdachte blijkt dan ook niet dat zijn opzet erop was gericht om de hoofdagent in haar eer en goede naam aan te tasten. Bovendien was de hoofdagent in burger gekleed, zodat de verdachte niet kon weten dat zij in de rechtmatige uitoefening van haar bediening was.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 16 december 2017 blijkt dat zij op die datum in haar hoedanigheid van hoofdagent van politie aanwezig was bij een controle in het horecapand gevestigd aan de [adres] , waar de verdachte ook als één van de bezoekers aanwezig was. Zij kwam via de achterdeur binnen en bleef in de deuropening staan terwijl binnen al collega’s aanwezig waren. De aanwezigen dienden tijdens de controle hun handen op hun hoofd te houden. Tijdens die controle heeft de verbalisant de verdachte en diens handelingen waargenomen. Na het verlaten van de fouilleerruimte heeft de verdachte het pand kennelijk verlaten. Het moet de verdachte op dat moment duidelijk zijn geweest dat hij zojuist aanwezig was bij een door de politie uitgevoerde controle. Toen de verdachte de verbalisant buiten tegenkwam, keek hij haar aan en zei: “Jij bent echt een zielig wijf, jullie zijn echt zielig, kankerhoer. Zomaar dit allemaal, zielig wijf, kankerhoer.” Door het gebruik van de woorden “jullie” en “dit allemaal” koppelde de verdachte de verbalisant aan de zojuist door de politie uitgevoerde controle. Dit duidt erop dat hij wist dat de verbalisant ook bij de politie werkzaam was. De verbalisant heeft waargenomen dat de verdachte, terwijl hij haar uitschold, geen telefoon aan zijn oor had; in zijn handen had hij niets. Het door de raadsman geschetste alternatieve scenario is daarom niet aannemelijk geworden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 16 december 2017 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant] , hoofdagent van politie eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: “jij bent echt een zielig wijf, jullie zijn echt zielig, kankerhoer. Zomaar dit allemaal, zielig wijf kankerhoer.”
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van een politieagent tijdens de rechtmatige uitoefening van haar bediening. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen hoofdagent van de politie [verbalisant] in haar eer en goede naam aangetast, maar heeft hij ook blijk gegeven van minachting voor [verbalisant] als opsporingsambtenaar, waardoor tevens het openbaar gezag werd aangetast.
Mede gelet op de omstandigheid dat de verdachte niet over een vaste woon- of verblijfplaats beschikt is het hof van oordeel dat een taakstraf, zoals door de politierechter is opgelegd, weinig kans van slagen heeft. Het hof heeft bij het bepalen van de strafmaat en -modaliteit tevens in aanmerking genomen dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 juli 2018, eerder meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van belediging van een ambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M. van der Nat, mr. R.D. van Heffen en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 augustus 2018.
mrs. Van Heffen en Leenaers zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]