In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1984 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor belediging van een ambtenaar. De tenlastelegging betrof het beledigen van een hoofdagent van politie, [verbalisant], tijdens een controle op 16 december 2017 in Amsterdam. De verdachte zou de agent beledigd hebben met kwetsende woorden, terwijl zij in functie was. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de verdachte de woorden niet had uitgesproken en dat hij niet kon weten dat de agent in functie was, aangezien zij in burgerkleding was. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de situatie en de agent als politiefunctionaris herkende. Het hof achtte de belediging wettig en overtuigend bewezen en oordeelde dat de verdachte strafbaar was. De politierechter had eerder een taakstraf opgelegd, maar het hof oordeelde dat gezien de omstandigheden, waaronder het feit was begaan, een gevangenisstraf van één week meer passend was. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde de gevangenisstraf op, waarbij het ook rekening hield met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten.