ECLI:NL:GHAMS:2018:2924

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
23-002487-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verstrekking van heroïne met betrekking tot de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1962, was aangeklaagd voor het opzettelijk verkopen en/of verstrekken van heroïne en cocaïne op 12 maart 2017 in Zaandam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid heroïne heeft verstrekt. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd bevestigd, en het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de straf herzien en, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn slechte gezondheid en het feit dat hij de heroïne als vriendendienst had verstrekt, besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week op te leggen. Het hof gelastte ook de teruggave van in beslag genomen geldbedragen aan de verdachte, omdat niet was komen vast te staan dat deze geheel of grotendeels door het bewezen verklaarde feit waren verkregen.

De beslissing van het hof is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij mr. M.J. Dubelaar niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002487-17
datum uitspraak: 19 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-064402-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 12 maart 2017 in de gemeente Zaanstad, te Zaandam, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde heroine en/of cocaine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
subsidiair:
hij op of omstreeks 12 maart 2017 in de gemeente Zaanstad, te Zaandam, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 0,6 gram (3 bolletjes) heroine, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine, en/of (ongeveer) 40 pillen, bevattende de stof methadon, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methadon, zijnde heroine en/of methadon (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 maart 2017 in de gemeente Zaanstad, te Zaandam, opzettelijk heeft verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken waarvan 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verstrekken van een bolletje heroïne. Heroïne levert grote gevaren op voor de gezondheid van de gebruikers ervan, terwijl de gebruikers hun verslaving vaak door crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor ernstige schade aan de samenleving wordt berokkend.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 mei 2018 is hij eerder ter zake van de Opiumwet onherroepelijk veroordeeld.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij COPD heeft, hetgeen tot gevolg heeft dat hij meerdere malen per dag een pufje met zuurstof moet gebruiken. Zijn gezondheid is de laatste tijd sterk achteruit gegaan en volgens zijn artsen heeft hij niet lang meer te leven. Sinds een aantal maanden is de verdachte ook gestopt met het gebruik van verdovende middelen na 35 jaar verslaafd te zijn geweest, omdat het gebruik van verdovende middelen ervoor zorgde dat zijn longen nog slechter werden. Het hof ziet in deze persoonlijke omstandigheden aanleiding om - anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd - geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarnaast houdt het hof in strafmatigende zin rekening met het feit dat de verdachte het bolletje heroïne heeft gegeven aan een medegebruiker als vriendendienst en deze daar om die reden niet voor hoefde te betalen. Alles afwegende acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week passend en geboden.

Beslag

Nu naar het oordeel van het hof niet is komen vast te staan dat het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag, te weten tweemaal 50 euro biljetten en vijfmaal 2 euromunten (totaal € 110,00), geheel of grotendeels door middel van het bewezen verklaarde feit is verkregen of anderszins vatbaar is voor verbeurdverklaring, zal het hof de teruggave hiervan aan de verdachte gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: tweemaal 50 euro biljetten en vijfmaal 2 euromunten (totaal 110,00 euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp , mr. M.L.M. van der Voet en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van
R. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 juni 2018.
mr. M.J. Dubelaar is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]
.