In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1987, was eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit en had een gevangenisstraf ondergaan. De tenlastelegging betrof het verwerven en/of voorhanden hebben van golfclubs van het merk Taylor, terwijl de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen door misdrijf verkregen waren. De verdachte had de golfclubs op 19 augustus 2017 gekocht voor € 350 van een onbekende man, zonder de herkomst van de goederen goed te verifiëren.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 juli 2018 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat hij vrijgesproken moest worden, omdat hij niet wist dat de golfclubs gestolen waren. Het hof oordeelde echter dat de verdachte, gezien de omstandigheden, onvoorzichtig had gehandeld en had moeten vermoeden dat de golfclubs door misdrijf verkregen waren. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan schuldheling, maar sprak hem vrij van de primair tenlastegelegde opzetheling.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf weken. In hoger beroep heeft het hof, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden, de straf verlaagd tot drie weken gevangenisstraf. Het hof heeft de verdachte veroordeeld op basis van de artikelen 43a, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.