ECLI:NL:GHAMS:2018:2984

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2018
Publicatiedatum
20 augustus 2018
Zaaknummer
23-003101-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldheling na eerdere veroordeling voor soortgelijk feit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1987, was eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit en had een gevangenisstraf ondergaan. De tenlastelegging betrof het verwerven en/of voorhanden hebben van golfclubs van het merk Taylor, terwijl de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen door misdrijf verkregen waren. De verdachte had de golfclubs op 19 augustus 2017 gekocht voor € 350 van een onbekende man, zonder de herkomst van de goederen goed te verifiëren.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 juli 2018 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat hij vrijgesproken moest worden, omdat hij niet wist dat de golfclubs gestolen waren. Het hof oordeelde echter dat de verdachte, gezien de omstandigheden, onvoorzichtig had gehandeld en had moeten vermoeden dat de golfclubs door misdrijf verkregen waren. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan schuldheling, maar sprak hem vrij van de primair tenlastegelegde opzetheling.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf weken. In hoger beroep heeft het hof, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden, de straf verlaagd tot drie weken gevangenisstraf. Het hof heeft de verdachte veroordeeld op basis van de artikelen 43a, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003101-17
datum uitspraak: 2 augustus 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-702389-17 tegen
[verdachte],
geboren te 0000 (Land onbekend) op [geboortedag] 1987,
adres: [adres] (Tsjechië).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, 12, althans een of meer golfclubs van onder meer het merk Taylor heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde omdat hij niet wist, dan wel niet redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat de golfclubs door misdrijf verkregen waren. De verdachte handelde in tweedehandsgoederen, waardoor het niet vreemd is dat hij via via is benaderd om de golfclubs te kopen. Bovendien heeft hij bij de verkrijging ervan de serienummers gecontroleerd om te controleren of de clubs gestolen waren.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft bij de politie op 19 augustus 2017 (dossierpagina’s 27 en verder) verklaard dat hij de golfclubs voor € 350 heeft gekocht van een man genaamd [naam], die hij
af en toe en hier en daarziet en die hem heeft verteld dat hij de golfclubs tijdens een verhuizing had gekregen. De verdachte heeft tevens verklaard dat een complete set golfclubs tussen de 800 en 1500 euro waard is, dat hij het telefoonnummer van [naam] niet aan de politie wil geven en hij stom is geweest om het zo van [naam] te kopen.
Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij nog nooit eerder iets van [naam] had gekocht.
Op basis van het dossier en uitgaande van bovenvermelde verklaringen van de verdachte is het hof met de raadsvrouw en de advocaat- generaal van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de verdachte (al dan niet in de vorm van voorwaardelijke opzet) wist dat de betreffende golfclubs door misdrijf verkregen waren. Hij zal daarom van de hem impliciet primair tenlastegelegde opzetheling worden vrijgesproken.
In de door de verdachte geschetste situatie mocht echter wel van hem verwacht worden dat hij zich op basis van gedegen onderzoek ervan verzekerde dat de herkomst van de goederen rechtmatig is. Hierin is de verdachte tekortgeschoten. Hij wist dat de golfclubs veel meer waard waren dan het bedrag dat hij ervoor betaalde terwijl de verkoper iemand was die hij niet goed kende, van wie hij nooit eerder iets heeft gekocht en over wiens achtergrond de verdachte weinig heeft kunnen of willen zeggen. Bovendien heeft de verdachte zich niet méér laten voorlichten over de gestelde wijze van verkrijging door [naam] dan dat dit was ter gelegenheid van “een verhuizing”. Onder deze omstandigheden kan worden gezegd dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld en hij de golfclubs voorhanden heeft gekregen terwijl hij op dat moment redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen. Dat de verdachte, overigens zonder nadere concretisering, heeft gesteld serienummers te hebben gecontroleerd maakt dit niet anders.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 augustus 2017 te Amsterdam golfclubs van onder meer het merk Taylor voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Schuldheling, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens soortgelijk feit opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor opzetheling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor schuldheling zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte niet te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling van golfclubs met een aanzienlijke waarde. Door aldus te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 juli 2018 is hij meermalen eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt. Het hof is daarom van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf.
Het hof zal de verdachte, omdat het tot een minder zware bewezenverklaring en kwalificatie komt dan de politierechter veroordelen tot een lagere gevangenisstraf dan die, welke door de politierechter is opgelegd. Uit het voorgaande vloeit voort dat een lagere gevangenisstraf wordt opgelegd dan die is gevorderd door de advocaat-generaal.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van drie weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 43a, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het impliciet subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 augustus 2018.
mr. M.L.M. van der Voet is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.