ECLI:NL:GHAMS:2018:3211
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder wegens onjuist dwangbevel en incassotraject
In deze zaak gaat het om een klacht van een klager tegen een gerechtsdeurwaarder. De klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder een onjuist dwangbevel heeft betekend en een incassotraject heeft ingezet, terwijl de hoofdsom reeds was voldaan. De klacht is ingediend na een eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, die de klacht gegrond verklaarde en een geldboete van € 2.500,- oplegde aan de gerechtsdeurwaarder. Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld op 13 juni 2018, waarbij zowel de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder als de klager aanwezig waren.
Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder op 8 juni 2015 een dwangbevel heeft betekend, terwijl de klager op 1 juni 2015 de hoofdsom had voldaan. Bovendien is er een dwangbevel op naam van een andere persoon betekend aan de klager. De gerechtsdeurwaarder heeft niet adequaat gereageerd op de bezwaren van de klager, wat heeft geleid tot onterecht beslag op de zorgtoeslag van de klager gedurende vijf maanden. Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder het incassotraject had moeten beëindigen zodra hij op de hoogte was van de betaling van de hoofdsom.
De klacht is gegrond verklaard, en het hof legt de gerechtsdeurwaarder een maatregel van berisping op, met de aanzegging dat bij herhaling van dergelijk handelen zwaardere maatregelen overwogen zullen worden. Daarnaast wordt de gerechtsdeurwaarder veroordeeld tot betaling van de kosten van de klager in hoger beroep en de kosten van behandeling van de klacht door het hof. De beslissing van de kamer wordt vernietigd, en het hof komt tot een nieuwe beslissing.