Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.NOVERO INVESTMENTS B.V.,
ARCH INDUSTRIES HOLDING B.V.,
1080 INVESTMENTS B.V.,
1.Het geding in hoger beroep
- primair: (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de schade die Riamo lijdt, heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van hun onrechtmatig handelen in het kader van verkoop van de activa van Rotendo Invest B.V. aan Novero Investments B.V.;
- subsidiair: ongerechtvaardigd zijn verrijkt ten koste van Riamo in het kader van die transactie;
2.Feiten
automotive businessen voor een deel in de
consumer business. Novero GmbH was de werkmaatschappij die veruit de meeste omzet genereerde.
Working Capital Facility.
bridge loanzou verstrekken.
very high resulting in production line stop. Realistic threat that supliers may change strategy to upfront payments. Once this happens with few suppliers, the others will follow shortly (…)”
bridge loansverstrekt aan Rotendo en/of Novero GmbH voor in totaal € 8,35 miljoen en $ 0,5 miljoen, doch Riamo betwist de omvang van deze bedragen en dat de wel betaalde bedragen zijn aangewend voor de financiering van de operaties van de Novero Groep.
Financial Upatevan 26 september 2013 hadden de werkmaatschappijen een gezamenlijke liquiditeitsbehoefte van € 5,9 miljoen waarin voor het einde van het jaar 2013 moest zijn voorzien. Volgens het
business planvan de onderneming zou er begin 2014 een liquiditeitsbehoefte van € 10,2 miljoen zijn.
on a proposed sale of the main assets of Rotendo, voor zover hier van belang als volgt:
management feeen terugbetalingsverplichtingen uit hoofde van de
Working Capital Facilityen
bridge loans; DPH, Arch en 1080 hadden hun desbetreffende vorderingen overgedragen aan Novero Investments teneinde die verrekening mogelijk te maken. De definitieve koopprijs zou worden vastgesteld conform de waardering door een door de Ondernemingskamer te benoemen onafhankelijke deskundige. Bij een waardering hoger dan € 26,5 miljoen zou Novero Investments dienen bij te betalen; bij een waardering lager dan € 26,5 miljoen zou de voorlopig toepaste verrekening navenant worden bijgesteld. Uiteindelijk, bij rapport van 19 juni 2015, heeft de door de Ondernemingskamer benoemde deskundige het door Novero Investments gekochte gewaardeerd op € 25 miljoen per 31 oktober 2013. Novero Investments heeft voor het door haar gekochte uiteindelijk dus geen bedrag in cash aan Rotendo betaald en heeft de voorlopige verrekening van haar vorderingen op Rotendo ongedaan gemaakt voor een bedrag € 1,5 miljoen. De hier besproken verkooptransactie tussen Rotendo en Novero Investments wordt hierna ook aangeduid als: de Transactie.
3.Beoordeling
grief 1stelt Riamo dat, anders dan de rechtbank onder 2.6 heeft vastgesteld, de geschillen tussen [Y] /Riamo en Arch/ [X] niet vanaf begin 2012 ontstonden, maar pas vanaf medio 2012, en wel toen Arch c.s. weigerden om gehoor te geven aan een verzoek tot uitkering van gelden onder de
Working Capital Facilityvanwege de kritische vragen van Riamo over de herkomst van de door Arch c.s. geïnvesteerde gelden. Dit is door Arch c.s. niet betwist en het hof heeft dan ook hiervoor onder 2.6 de feiten dienovereenkomstig aangepast.
grief 2stelt Riamo dat, in aanvulling op de vaststelling door de rechtbank onder 2.6, Arch weliswaar heeft voldaan aan het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2012, maar pas op 25 oktober 2012 (€ 500.000) en 12 november 2012 (de resterende € 2 miljoen). Deze stelling kan Riamo niet baten omdat de rechtbank niet gehouden was tot het vaststellen van deze aanvulling, en omdat deze, zoals uit het hierna volgende volgt, van geen invloed is op de beslissing van de zaak.
grieven 3 tot en met 6, en met inachtneming van de daaraan vooraf gegeven toelichting, betoogt Riamo, samengevat, dat Arch c.s. jegens Riamo onrechtmatig hebben gehandeld, althans dat zij zich ten koste van Riamo ongerechtvaardigd hebben verrijkt, door:
loan to own” politiek te voeren;
loan to own” politiek van Arch c.s. jegens Rotendo acht het hof eveneens onvoldoende grond. Uit de gestelde feiten volgt niet dat Arch c.s. aan Rotendo leningen heeft verstrekt die onnodig waren of onder onredelijke voorwaarden werden gesloten, noch blijkt anderszins van omstandigheden waardoor de door Arch c.s. verstrekte financieringen zich kenmerkten als gericht op het brengen van Rotendo in een financiële wurggreep en aldus als onbetamelijk.
Novero GmbH is on the verge of bankruptcy”;
Novero’s cash situation worsened dramatically since Aug 2012 for lack of financing. Immediate action plans including new negotiations with all suppliers initiated.”;
suppliers (…) announced to us delivery stop and if we cannot provide a binding shareholders statement or the money until tomorrow, we need to stop production”;
Financial Upatevan 26 september 2013 hadden de werkmaatschappijen een gezamenlijke liquiditeitsbehoefte van € 5,9 miljoen waarin voor het einde van het jaar 2013 moest zijn voorzien;
business planvan de onderneming zou er begin 2014 een liquiditeitsbehoefte van € 10,2 miljoen zijn;
The Group needs a minimum of 4,4 million Euro immediate short term financing (until 1 January 2014) in order to avoid insolvency” (…) “
The Group is unable to attract external financing” (…) “
The Company is unable to attract equity” (…) “
The Board sees no reasonable alternative in order to avoid insolvency, other than selling the main assets of the Company”.
Should as a result of the Shareholders’ Meeting no further prospect of finance by the Shareholders exist, the filing of an application for opening insolvency proceedings would be unavoidable.”
bridge loansis immers niet duidelijk in hoeverre deze zijn overeengekomen - Riamo heeft onweersproken gesteld dat zij geen geldleningsovereenkomsten heeft gezien - en welke bedragen daadwerkelijk zijn overgemaakt - Riamo heeft onweersproken gesteld dat zij geen bankafschriften heeft gezien. Het hof zal Riamo dan ook toelaten tot het leveren van het bewijs van haar stelling dat de ter voldoening van de koopprijs in verrekening gebrachte vorderingen van Arch c.s. op Rotendo in werkelijkheid niet bestonden, althans in werkelijkheid veel minder bedroegen dan de koopprijs, te weten de uiteindelijk door de door de Ondernemingskamer benoemde deskundige vastgestelde prijs van € 25 miljoen.
4.Beslissing
vrijdag 18 januari 2019 om 13.00 uur, tot het hiervoor onder 3.16 omschreven doel;
uiterlijk op 23 oktober 2018 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de periode van 7 januari 2019 tot 8 april 2018 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;