In deze zaak, die is verwezen door de Hoge Raad, gaat het om de nakoming van een betalingsverplichting uit een zakelijke overeenkomst. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D.C.M.H. Vielvoye, heeft de geïntimeerde, [X] B.V., vertegenwoordigd door mr. E.M. Buijs-van Bemmel, aangeklaagd. De Hoge Raad heeft eerder een arrest van het hof Den Haag vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam. De appellant heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn vorderingen werden afgewezen. De rechtbank had vastgesteld dat de appellant en de borg [Y] hoofdelijk aansprakelijk waren voor een bedrag van € 153.421,73, inclusief rente. De appellant heeft zich beroepen op verjaring, klachtplicht en wilsgebreken, maar het hof heeft deze verweren verworpen. Het hof oordeelt dat de dagvaarding niet nietig is, omdat de appellant niet onredelijk benadeeld is door het vermelden van een onjuist adres. De klachtplicht is niet geschonden, omdat het gaat om een vordering tot nakoming van een betalingsverplichting. De appellant heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat de overeenkomst van 17 december 2001 onder invloed van wilsgebreken is gesloten. Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen en veroordeelt de appellant in de proceskosten.