ECLI:NL:GHAMS:2018:4219

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2018
Publicatiedatum
20 november 2018
Zaaknummer
23-003897-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 november 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die eerder was veroordeeld door de politierechter in de rechtbank Amsterdam op 31 oktober 2017. De verdachte, geboren in 1996, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, maar zijn raadsvrouw, mr. G.W. Mettendaf, heeft op de zitting van 30 augustus 2018 telefonisch mededeling gedaan dat het ingestelde beroep werd ingetrokken. Dit betekent dat de verdachte geen belang meer hechtte aan de voortzetting van de behandeling van de strafzaak in hoger beroep.

Het hof heeft vervolgens vastgesteld dat er geen rechtens te beschermen belang meer was dat diende met de voortgezette behandeling van de zaak. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep. De beslissing van het hof is genomen na het horen van de advocaat-generaal en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 november 2018.

De uitspraak van het hof houdt in dat de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep, wat betekent dat de eerdere veroordeling door de politierechter in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is ondertekend door de griffier S. Vriend.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003897-17
Datum uitspraak: 6 november 2018
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-702717-17 en 13-659131-16 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 augustus 2018 en 6 november 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De raadsvrouw mr. G.W. Mettendaf, die op de eerdere zitting van het hof van 30 augustus 2018 als gemachtigd raadsvrouw is verschenen, heeft blijkens telefonische mededeling het ingestelde beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam 31 oktober 2017 en de eerder opgegeven bezwaren tegen de straf ingetrokken. Het hof verstaat dit aldus dat de verdachte geen belang meer hecht aan voortzetting van de behandeling van de strafzaak in hoger beroep.
Op grond van het vorenstaande en gehoord de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de verdachte, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met de voortgezette behandeling van de zaak, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden en mr. M.J.A. Duker, mr. M.J.A. Plaisier en mr. R.D. van Heffen in tegenwoordigheid van
S. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 november 2018.
Mr. M.J.A. Plaisier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]