ECLI:NL:GHAMS:2018:4374

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2018
Publicatiedatum
28 november 2018
Zaaknummer
000853-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na onrechtmatige inverzekeringstelling in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 november 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, geboren in 1990, heeft een schadevergoeding aangevraagd van in totaal € 1.597,20, als gevolg van een onrechtmatige inverzekeringstelling die plaatsvond op 4 oktober 2015. De verzoeker was betrokken bij een massa-aanhouding van 126 personen in verband met een incident op een sportpark. Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker en anderen onder bijzonder bezwarende omstandigheden in verzekering zijn gesteld, zonder dat er een concrete verdenking van openlijke geweldpleging bestond. Het hof heeft de omstandigheden van de inverzekeringstelling als bijzonder bezwarend aangemerkt, wat aanleiding gaf tot een hogere schadevergoeding. De advocaat-generaal heeft de bezwarende omstandigheden niet weersproken, waardoor het hof gronden van billijkheid aanwezig achtte voor de toekenning van de gevraagde schadevergoeding. Uiteindelijk heeft het hof verzoeker een vergoeding van € 210,00 toegekend op basis van artikel 89 Sv en een vergoeding van € 1.667,20 op basis van artikel 591a Sv. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, waarbij de oudste raadsheer mr. R.D. van Heffen de tenuitvoerlegging heeft bevolen.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000853-18 (89 Sv) en 000852-18 (591a Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-004950-15
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. S. van der Eijk, [adres 1].

1.Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding op de voet van artikel 89 Sv, tot een bedrag van € 210,00, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer in eerste aanleg en hoger beroep ten bedrage van € 1.387,20;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 280,00.

2.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 30 juli 2018 ingekomen.
Op 12 oktober 2018 heeft de advocaat-generaal schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 16 oktober 2018 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker en zijn advocaat zijn niet verschenen.

3.Beoordeling van het verzoekschrift

Bij arrest van dit hof van 30 april 2018 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 89 Sv
Verzoeker is op 4 oktober 2015 in verzekering gesteld in verband met verdenking van overtreding van artikel 141, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Op 5 oktober 2015 is verzoeker in vrijheid gesteld.
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De door de LOVS vastgestelde forfaitaire bedragen ter vergoeding van schade vanwege inverzekeringstelling betreffen zowel een vergoeding voor materiële als voor immateriële schade. In bijzondere gevallen en voor zover die gesteld en deugdelijk zijn onderbouwd kunnen hogere bedragen worden toegekend.
Op 4 oktober 2015 zijn naar aanleiding van het binnendringen door een grote groep personen van de kantine van sportpark “[naam 1]” aan de [adres 2] in totaal 126 personen op verdenking van lokaalvredebreuk aangehouden en overgebracht naar het politiebureau en aldaar opgehouden, waarna meerderen van hen, waaronder verzoeker - al dan niet op basis van een verdenking ter zake van openlijke geweldpleging - in verzekering zijn gesteld. Met verzoeker hebben vele anderen gevraagd om vergoeding van schade als gevolg van deze ondergane inverzekeringstelling. Gelet op het bijzondere karakter van deze kwestie, een gelijktijdige massa-aanhouding en ophouding van 126 personen, acht het hof het op basis van de inhoud van dit en soortgelijke verzoeken in onderlinge samenhang bezien aannemelijk - behoudens aanwijzingen voor het tegendeel - dat alle betrokken personen met vele anderen in één ruimte ingesloten zijn geweest, dat zij na de inverzekeringstelling geen advocaat hebben kunnen raadplegen en niet of ontoereikend hebben kunnen eten en drinken. Het hof merkt deze omstandigheden aan als bijzonder bezwarend.
Daarnaast overweegt het hof dat in meerdere strafzaken naar aanleiding van daartoe gevoerde verweren is vastgesteld dat er op grond van de feitelijke gang van zaken op het moment van inverzekeringstelling geen concrete verdenking van openlijke geweldpleging jegens de betreffende verdachte bestond, waardoor sprake is geweest van een onrechtmatige inverzekeringstelling. Vanwege de vrijspraak is er voor het hof in die strafzaken geen gelegenheid geweest enige compensatie te bieden voor de onrechtmatigheid van de inverzekeringstelling.
Gelet op het voorgaande acht het hof gronden van billijkheid aanwezig voor een verdubbeling van de te vergoeden schade als gevolg van de ondergane inverzekeringstelling indien in de verzoekschriftprocedure een beroep wordt gedaan op de bijzondere bezwarende omstandigheden waaronder de inverzekeringstelling is ondergaan en/of op de door het hof in de betreffende strafzaak vastgestelde onrechtmatigheid van de inverzekeringstelling. Dat is alleen anders indien in de verzoekschriftprocedure aannemelijk wordt dat de verzoeker de inverzekeringstelling niet onder de bedoelde omstandigheden heeft ondergaan en evenmin volgens het hof in de strafzaak onrechtmatig in verzekering is gesteld.
Ten aanzien van verzoeker heeft de advocaat-generaal de bezwarende omstandigheden waaronder de inverzekeringstelling is ondergaan ofwel de door het hof vastgestelde onrechtmatigheid van die inverzekeringstelling niet weersproken.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door verzoeker ondergane verzekering tot een bedrag van € 210,00.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 591a Sv
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding zoals verzocht.

4.Beslissing

Het hof :
Wijst het verzochte toe.
Kent op de voet van artikel 89 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 210,00 (tweehonderdtien euro).
Kent op de voet van artikel 591a Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 1.667,20 (duizend zeshonderdzevenenzestig euro en twintig cent).
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. M. Iedema, R.D. van Heffen en M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is - bij ontstentenis van de voorzitter - ondertekend door de oudste raadsheer en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 6 november 2018.
De oudste raadsheer beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van
- € 1.597,20 ( duizend vijfhonderdzevenennegentig euro en twintig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] t.n.v. [naam 2];
- € 280,00 ( tweehonderdtachtig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] t.n.v. [naam 3].
Amsterdam, 6 november 2018.
mr. R.D. van Heffen, oudste raadsheer.