ECLI:NL:GHAMS:2018:4376
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van rechtsbijstand in strafzaak na beëindiging zonder straf of maatregel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 november 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek is ingediend door een verzoeker, geboren in 1960, die rechtsbijstand heeft gevraagd voor kosten gemaakt in verband met een strafvorderingprocedure. De verzoeker heeft kosten gemaakt voor rechtsbijstand in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep, en heeft een vergoeding van in totaal € 4.968,56 aangevraagd. Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak met het bijbehorende parketnummer op 14 mei 2018 is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de eigen bijdrage voor rechtsbijstand in dit geval niet verschuldigd is. Het hof heeft de advocaat-generaal en de waarnemend advocaat van de verzoeker gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift. De verzoeker is niet verschenen. Het hof heeft geoordeeld dat er gronden van billijkheid zijn voor het toekennen van een vergoeding voor de gemaakte kosten van rechtsbijstand. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, en de oudste raadsheer heeft de tenuitvoerlegging van de beschikking bevolen.