ECLI:NL:GHAMS:2018:4509

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2018
Publicatiedatum
7 december 2018
Zaaknummer
23-001403-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een vonnis in hoger beroep inzake diefstal in vereniging met braak, met aanpassing van straffen en maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2017. De verdachte, geboren in 1993, was betrokken bij een reeks auto-inbraken in Amsterdam, waarbij waardevolle goederen werden ontvreemd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straffen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 140 dagen, waarvan 71 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van 4 maanden en een taakstraf van 120 uren geëist. Het hof heeft de gevangenisstraf verlaagd naar 2 maanden en de taakstraf verhoogd naar 180 uren, met een vervangende hechtenis van 90 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van het bewijs dat is verzameld, waaronder getuigenverklaringen en proces-verbaal van de verbalisant. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor zijn betrokkenheid bij de auto-inbraken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met mededaders de inbraken heeft gepleegd en dat er geen steun is voor het door de raadsman voorgestelde alternatieve scenario. De ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte zijn meegewogen in de beslissing over de straffen.

De op te leggen straffen zijn gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank voor het overige bevestigd, wat betekent dat de verdachte ook verantwoordelijk blijft voor de schade die is veroorzaakt door zijn daden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001403-17
datum uitspraak: 21 november 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-703357-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1993,
adres: [adres 1],
bij appelakte en ter terechtzitting in hoger beroep opgegeven adres: [adres 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf en taakstraf. Het hof zal de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen aanvullen en een ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd verweer in een nadere bewijsoverweging bespreken. Ook zal het hof de toepasselijke wettelijke voorschriften aanvullen met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Bewijsmiddel

Het hof vult de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen aan met het volgende bewijsmiddel:
11. Een proces-verbaal van bevindingen van 19 december 2016, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar E.W.M. Leise, dossierpagina B40. Dit proces-verbaal houdt – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – onder meer in als
bevindingen van de verbalisant:
Op 19 december 2016 heb ik, verbalisant, een onderzoek ingesteld in de beschikbare politiesysteem Blue Spot Monitor. Ik zag dat er op zaterdag 17 december 2016 te 14:02 uur een man genaamd [benadeelde] aangifte heeft gedaan terzake inbraak auto gepleegd op vrijdag 16 december tussen 17:10 uur en 21:35 uur te Amstel 1, parkeergarage onder de Stopera te Amsterdam. Het voertuig is voorzien van het kenteken [kenteken]. Ik las bij de goederenlijst dat er een HP laptop was weggenomen. Ik heb vervolgens contact opgenomen met de aangever [benadeelde]. Ik deelde de aangever mede dat wij de laptop in ons bezit hadden en dat hierbij een
aantal verdachten waren aangehouden.
Benadeelde : [benadeelde], geboren op [geboortedag 2] 1963 te [geboorteplaats 2].
Goed(eren) : PL1300—20l6272858—5305156, computer/bijz.electr.app., randapparatuur (Overige), Hp, kleur zwart, Nederland, bijzonderheden laptop kabel, aangetroffen in
handschoenenkastje.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aan de hand van zijn aan het hof overgelegde pleitnotities onder meer vrijspraak bepleit voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het dossier geen bewijs bevat voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde auto-inbraken in de parkeergarage Prins en Keizer aan de Prinsengracht. In dat verband heeft de raadsman verder aangevoerd dat er sprake lijkt te zijn van een andere dadergroep.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman in al zijn onderdelen en overweegt als volgt.
Op 16 december 2016 krijgen de verbalisanten de melding van een auto-inbraak in de parkeergarage Stopera te Amsterdam. De getuige [getuige], werkzaam bij voornoemde parkeergarage, heeft gezien dat drie jongens in die garage langs auto’s liepen en met “flashlights” in auto’s schenen. Vervolgens ziet hij de jongens rennen en uiteindelijk in een grijze Volkswagen Polo, waarvan het kenteken werd doorgegeven, wegrijden. Na die melding is de Volkswagen Polo aangetroffen en zijn de inzittenden, waaronder de verdachte aangehouden. In de auto hebben verbalisanten glassplinters, een zogeheten kras-pen en diverse goederen aangetroffen die – naar later bleek – diezelfde avond waren weggenomen bij drie auto-inbraken in de parkeergarages Stopera en Prins & Keizer te Amsterdam. In het handschoenenkastje van voornoemde auto werd een laadsnoer (goednummer 5305156) aangetroffen, toebehorende aan de aangever [benadeelde]. Ten slotte werden op 17 december 2016 diverse laptoptassen met bankpassen op een parkeerplaats op de Keizersgracht aangetroffen. Bij de spullen zaten bankpassen op naam van mevrouw [benadeelde].
Het hof stelt vast dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven die de redengevendheid van de feiten en omstandigheden die volgen uit het bewijs kan ontzenuwen. Ook heeft de verdachte geen aannemelijk geworden verklaring afgelegd over een eventuele rolverdeling tussen hem en zijn medeverdachten. Het beschikbare bewijs biedt evenmin aanknopingspunten op grond waarvan met de vereiste mate van waarschijnlijkheid een onderlinge rolverdeling kan worden afgeleid. Het hof is van oordeel, mede gelet op hetgeen daarover door de rechtbank is vastgesteld en overwogen, dat de ten laste gelegde auto-inbraken door de verdachte en zijn mededaders zijn gepleegd.
Het hof is voorts van oordeel dat het door de raadsman opgeworpen alternatieve scenario geen steun in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vindt en ook anderszins niet aannemelijk is geworden. In dat verband merkt het hof ten overvloede op dat de omstandigheden waaronder de laptoptassen zijn aangetroffen, er juist op duiden dat de tenlastegelegde auto-inbraken door één en dezelfde dadergroep zijn gepleegd.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 140 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 71 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een takstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarbij zijn bijzondere voorwaarden gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarbij heeft de advocaat-generaal toezicht door de reclassering als bijzondere voorwaarde gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een reeks auto-inbraken, waarbij diverse waardevolle goederen zijn ontvreemd. De verdachte en zijn mededaders hebben deze goederen onder hun bereik gebracht door de autoruiten in te slaan. Enkel door adequaat en doortastend optreden van een getuige en opsporingsambtenaren zijn de daders gepakt en voornoemde goederen terug bij de rechthebbenden. Wat resteert is de hinder en financiële schade bij de direct betrokkenen en de gevoelens van onbehagen en onveiligheid in de samenleving en bij de gedupeerden, waaraan de verdachte met zijn handelwijze heeft bijgedragen. Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 oktober 2018 komt naar voren dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke misdrijven. Dit weegt in zijn nadeel.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en taakstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde straffen in mindering zal worden gebracht. Voor zover deze tijd wordt afgetrokken van de taakstraf bepaalt het hof de maatstaf van deze aftrek op 2 uren per dag voorarrest.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. A.P.M. van Rijn en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. O.F. Qane, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 november 2018.
[…]