In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2017. De verdachte, geboren in 1993, was betrokken bij een reeks auto-inbraken in Amsterdam, waarbij waardevolle goederen werden ontvreemd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straffen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 140 dagen, waarvan 71 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van 4 maanden en een taakstraf van 120 uren geëist. Het hof heeft de gevangenisstraf verlaagd naar 2 maanden en de taakstraf verhoogd naar 180 uren, met een vervangende hechtenis van 90 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van het bewijs dat is verzameld, waaronder getuigenverklaringen en proces-verbaal van de verbalisant. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor zijn betrokkenheid bij de auto-inbraken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met mededaders de inbraken heeft gepleegd en dat er geen steun is voor het door de raadsman voorgestelde alternatieve scenario. De ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte zijn meegewogen in de beslissing over de straffen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank voor het overige bevestigd, wat betekent dat de verdachte ook verantwoordelijk blijft voor de schade die is veroorzaakt door zijn daden.