ECLI:NL:GHAMS:2018:4511

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2018
Publicatiedatum
7 december 2018
Zaaknummer
23-003313-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in vereniging met braak en verbreking

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 september 2017. De verdachte, geboren in 1997, was aangeklaagd voor meerdere diefstallen, waaronder de diefstal van een snorfiets en een rubberboot, gepleegd in Heerhugowaard. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal in vereniging, waarbij de verdachte en zijn mededaders zich toegang tot de plaatsen van de misdrijven hebben verschaft door middel van braak en verbreking. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de vordering van de advocaat-generaal. Het hof heeft de bewezenverklaring van de rechtbank vernietigd en is tot een andere conclusie gekomen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 160 dagen, waarvan 79 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren. Daarnaast is er een rijontzegging van 2 maanden opgelegd en een voorwaardelijke geldboete van €150. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers van de diefstallen. Het hof heeft bijzondere voorwaarden gesteld aan de voorwaardelijke straf, waaronder toezicht door de reclassering.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003313-17
datum uitspraak: 21 november 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 september 2017 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-800364-16, 15-800184-17 en 15-057827-15, alsmede 15-800446-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres 1] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
onder parketnummer 15-800364-16 (Zaak A):

1.primair:hij op of omstreeks 20 september 2015 te Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een (voor)tuin behorende bij een woning gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een snorfiets/scooter (merk Piaggio met kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, (waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen snorfiets/scooter onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking);

1.subsidiair:hij in of omstreeks de periode van 20 september 2015 tot en met 1 oktober 2015 te Heerhugowaard en/of Alkmaar en/of (elders in) Nederland. tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een snorfiets/scooter (merk Piaggio met kenteken [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

2.primair:hij op of omstreeks 23 juli 2016 te Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf/nabij een steiger) heeft weggenomen een Quicksilver (rubber)boot (met Mercury buitenboordmotor), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich die/dat weg te nemen (rubber)boot onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

2.subsidiair:hij op of omstreeks 23 juli 2016 te Heerhugowaard, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een Quicksilver rubberboot (met Mercury buitenboordmotor), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), en/of dat (die) weg te nemen goed(eren) onder zijn (hun) bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, tezamen en in vereniging met een ander voornoemde boot heeft betreden en/of de steiger alwaar voornoemde boot middels een slot aan was vastgemaakt heeft geforceerd/verbroken, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

onder parketnummer 15-800184-17 (Zaak B):

1.primair:hij op of omstreeks 02 mei 2017 in de gemeente Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Volkswagen Caddy (kenteken [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen bestelbus onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het gebruik van een valse autosleutel, welke sleutel hij met oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vanuit een woning aan de [adres 1] ;

1.subsidiair:hij in de gemeente Heerhugowaard op of omstreeks 02 mei 2017 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 2] ), toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de Zuidtangent en/of de Rustenburgerweg en/of de Windmolen en/of de Poldermolen, in elk geval op een weg;

2:hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Heerhugowaard op/aan de Poldermolen, op of omstreeks 02 mei 2017 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] ) letsel en/of schade was toegebracht;
3:hij op of omstreeks 02 mei 2017 in de gemeente Heerhugowaard als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsbus Volkswagen Caddy kenteken [kenteken 2] )) heeft gereden op de weg de Zuidtangent en/of de Rustenburgerweg en/of de Windmolen en/of de Poldermolen, in elk geval op een weg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof in de zaak A tot een andere bewezenverklaring en tot een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 1 primair en 2 primair en in de zaak B onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
onder parketnummer 15-800364-16 (Zaak A):

1.primair:hij op 20 september 2015 te Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een voortuin behorende bij een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een snorfiets/scooter merk Piaggio met kenteken [kenteken 1] , toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte en zijn mededader die weg te nemen snorfiets/scooter onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;

2.primair:hij op 23 juli 2016 te Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een andere, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Quicksilver rubberboot met Mercury buitenboordmotor, toebehorende aan [slachtoffer 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders die (rubber)boot hun bereik hebben gebracht door middel van braak;

onder parketnummer 15-800184-17 (Zaak B):

1.subsidiair:hij in de gemeente Heerhugowaard op 02 mei 2017 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 2] , toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de Zuidtangent en/of de Rustenburgerweg en/of de Windmolen en/of de Poldermolen;

2:hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Heerhugowaard op/aan de Poldermolen, op 02 mei 2017 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] ) schade was toegebracht;
3:hij op 02 mei 2017 in de gemeente Heerhugowaard als bestuurder van een motorrijtuig Volkswagen Caddy, kenteken [kenteken 2] heeft gereden op de weg de Zuidtangent en/of de Rustenburgerweg en/of de Windmolen en/of de Poldermolen, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen in de zaak A onder 1 primair en 2 primair en in de zaak B onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak A onder 1 primair en 2 primair en in de zaak B onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het in de zaak A onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het in de zaak B onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak B onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak B onder 3 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak A onder 1 primair en 2 primair en in de zaak B onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en maatregelen
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg:
- in zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair en in zaak B onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 79 dagen voorwaardelijk met de proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarbij heeft de rechtbank bijzondere voorwaarden gesteld;
- in zaak B onder 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een rijontzegging voor de duur van 2 maanden;
- in zaak B onder 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van €150, subsidiair 3 dagen hechtenis indien deze geldboete niet wordt voldaan, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd. Daarbij heeft de advocaat-generaal de oplegging van reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstallen, waarbij zij de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gekregen door middel van braak en verbreking. De verdachte en zijn mededader hebben hiermee schade berokkend aan de benadeelden. Naast de door de verdachte en zijn mededader toegebrachte financiële schade leiden dergelijke feiten tot grote overlast en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan joyriding door in de auto van zijn vader te rijden terwijl hij daar geen toestemming voor had gekregen. Vervolgens is de verdachte met de auto in botsing gekomen met het schuur en de poortdeur van diverse bewoners, waardoor er schade is ontstaan. De verdachte heeft hierop de plaats van ongeval verlaten, zonder zich iets aan de door hem aangerichte schade gelegen te laten liggen. Daarbij heeft de verdachte in de auto gereden terwijl hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Aldus handelende heeft de verdachte ervan blijk gegeven de door de overheid in het kader van de verkeersveiligheid gestelde regels naar believen te negeren en heeft hij zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer miskend. De verdachte heeft de veiligheid van de aan het verkeer deelnemende personen ernstig in gevaar gebracht en hij heeft de gedupeerde met schade achtergelaten. Voorts blijkt uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 oktober 2018 dat hij eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld. Dit weegt in zijn nadeel.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en hechtenis van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.510,00. De benadeelde partij heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep mondeling opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, te weten € 1.760,00 .
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15-800364-16 onder 1 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.510,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De schade van € 250 voor vervoerskosten is niet onderbouwd. Naar dat deel van de schade is nader onderzoek nodig terwijl nader onderzoek een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Oplegging van een maatregel
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.191,96. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 172,56. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15-800364-16 onder 2 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Oplegging van een maatregel
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 62, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 11, 107, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vorderingen tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 september 2015 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 weken met proeftijd van 2 jaar en de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 maart 2016 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 27 dagen, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar. Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast.
Het hof zal in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraffen taakstraffen van hierna te melden duur gelasten.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-800364-16 onder 1 primair en 2 primair en in de zaak met parketnummer 15-800184-17 onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-800364-16 onder 1 primair en 2 primair en in de zaak met parketnummer 15-800184-17 onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-800364-16 onder 1 primair en onder 2 primair en in de zaak met parketnummer 15-800184-17 onder 1 subsidiair en onder 2 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
40 (veertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich (onverwijld) stelt, en dat hij gedurende de proeftijd blijft, onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland te Amsterdam en zich gedurende die proeftijd gedraagt naar de door en namens die instelling te geven aanwijzingen, zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-800184-17 onder 3 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot
hechtenisvoor de duur van
1 (één) maand.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-800364-16 onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.510,00 (duizend vijfhonderdtien euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-800364-16 onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.510,00 (duizend vijfhonderdtien euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 20 september 2015.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-800364-16 onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 172,56 (honderdtweeënzeventig euro en zesenvijftig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-800364-16 onder 2 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 172,56 (honderdtweeënzeventig euro en zesenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 23 juli 2016.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 september 2015 met parketnummer 15-057827-15, te weten een jeugddetentie voor de duur van 6 weken met proeftijd van 2 jaar, een
taakstrafvoor de duur van
84 (vierentachtig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
42 (tweeënveertig) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 maart 2016 met parketnummer 15-800446-15, te weten een jeugddetentie voor de duur van 27 dagen, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar, een
taakstrafvoor de duur van
54 (vierenvijftig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
27 (zevenentwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. A.P.M. van Rijn en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. O.F. Qane, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 november 2018.
[…]