ECLI:NL:GHAMS:2018:4580
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Benoeming bewindvoerder en mentor in hoger beroep met betrekking tot de rechthebbende
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor de rechthebbende, geboren in 1935 en verblijvend in een verzorgingstehuis. Verzoekers, bestaande uit een broer en een nichtje van de rechthebbende, kwamen in hoger beroep tegen eerdere beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, die op 8 september 2016 de goederen van de rechthebbende onder bewind had gesteld en een mentorschap had uitgesproken. De verzoekers stelden dat de benoeming van de huidige bewindvoerder en mentor, [de bewindvoerder], niet terecht was, en vroegen om zijn vervanging door [verzoeker sub 2] of een andere geschikte persoon.
Het hof heeft de ontvankelijkheid van [verzoeker sub 2] in haar verzoek in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat zij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. [verzoeker sub 1], de broer van de rechthebbende, werd wel als belanghebbende erkend. Het hof heeft vervolgens de geschiktheid van [de bewindvoerder] als bewindvoerder en mentor beoordeeld. Ondanks de spanningen binnen de familie en de zorgen van [verzoeker sub 1] over de uitvoering van het bewind, concludeerde het hof dat er geen bewijs was van ongeschiktheid van [de bewindvoerder]. De rechthebbende had geen uitdrukkelijke voorkeur voor een andere bewindvoerder of mentor, en de wettelijke voorkeur voor benoeming werd gevolgd. Het hof heeft de bestreden beschikkingen bekrachtigd en het verzoek van [verzoeker sub 2] niet-ontvankelijk verklaard.