ECLI:NL:GHAMS:2018:4637
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Beslag en zekerheidstelling in strafrechtelijke procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 december 2018 uitspraak gedaan in een klaagschrift van de verzoeker, die zich verzet tegen het uitblijven van de teruggave van zijn personenauto, waarop conservatoir beslag was gelegd. Het beslag was gelegd op 3 september 2018 op basis van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering, in het kader van een strafrechtelijk onderzoek dat in 2015 was gestart. De verzoeker had op 18 oktober 2018 een klaagschrift ingediend, waarin hij verzocht om teruggave van de auto, waarvoor hij bereid was een zekerheid te stellen van € 15.000,00, de geschatte dagwaarde van het voertuig. Het Openbaar Ministerie eiste echter een hogere zekerheidstelling van € 35.446,00, wat de verzoeker als disproportioneel beschouwde.
Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 30 november 2018 heeft de advocaat-generaal het standpunt ingenomen dat het beslag rechtmatig was en dat er geen rechtsregel was die verbiedt om een hogere zekerheidstelling te verlangen dan de dagwaarde van het goed. Het hof heeft de argumenten van de raadsvrouw van de verzoeker en het Openbaar Ministerie afgewogen. Het hof oordeelde dat de teruggave van de auto onder de gevraagde zekerheidstelling niet disproportioneel was, gezien de verhaalspositie van het Openbaar Ministerie en de discretionaire bevoegdheid die het heeft bij het bepalen van de voorwaarden voor teruggave.
Uiteindelijk heeft het hof het klaagschrift ongegrond verklaard, waarbij het belang van de verzoeker om zijn auto terug te krijgen niet voldoende was onderbouwd. De beschikking is onverwijld betekend aan de verzoeker, en de uitspraak is gedaan in een openbare zitting.